De film “The Look of Silence” is een documentaire over de massamoorden in Indonesië die tijdens de jaren ’60 gepleegd zijn. Het is het vervolg op een eerdere film over deze massamoorden, genaamd “The Act of Killing”. In de film volgt filmmaker Joshua Oppenheimer een man wiens broer bij deze massamoorden om het leven is gebracht. Hij zoekt de verantwoordelijken voor de moord op zijn broer op, die nog in hetzelfde dorp leven als hijzelf. De leidende krachten achter deze massamoorden hadden als hoofddoelwit de destijds sterke “Partai Komunis Indonesia”, de Communistische Partij van Indonesië, maar ook vakbondsmensen, Chinese inwoners, arbeiders en arme boeren.

lookofsilence-cover

“The Look of Silence” door Joshua Oppenheimer

In Indonesië herinneren anticommunistische spandoeken, onder anderen bij demonstraties, nog dagelijks aan deze gebeurtenissen in de jaren ’60. Deze massamoorden gebeurden onder leiding van Soeharto, destijds hooggeplaatste in het leger en leider van Indonesië. Hij werd na deze bloedige episode aangesteld als president. Zijn regime kwam pas ten val in 1998. Toch volgt de heersende klasse van Indonesië nog altijd een zwaar anticommunistisch beleid. Recentelijk nog is het verbod op communisme door de regering herbevestigd, waarop kritiek volgde van mensenrechtenadvocaten.[1]

De film “The Look of Silence” is een aanrader voor eenieder die de gevolgen van het imperialisme in Indonesië wil zien. Dit artikel probeert een historische context te geven waarbij deze film gekeken kan worden; helaas doet de film zelf dat onvoldoende.

Tijdens de staatsgreep door het leger in 1965/66 kwamen ongeveer 1 miljoen mensen op gruwelijke wijze om het leven. Om te begrijpen wat de achtergrond van deze staatsgreep en massamoorden tegen de Indonesische arbeidersklasse is, is het belangrijk om de politieke situatie in Indonesië in een historische context te plaatsen.

Indonesië is jarenlang een kolonie geweest van Nederland, genaamd Nederlands-Indië. Systematisch plunderden de Hollandse kolonialen het land, onderdrukten de ‘inlandse’ bevolking en zaaiden terreur onder degenen die zich hiertegen verzetten. Hierbij maakten ze gebruik van een Indonesische elite die op een feodale wijze de arme boeren knechtte, en een deel van de opbrengst van hun uitbuiting in eigen zak stopten. Indonesië is een land dat zeer rijk is aan grondstoffen. Olie, palmolie, tin, koper, rijst, thee en koffie zijn slechts enkele van de grondstoffen waar Indonesië vol mee zit.

De CPN (Communistische Partij van Nederland) was een van de eerste partijen die opriep: “Indonesië los van Holland!” met de leuze van Marx: “Een volk dat een ander volk onderdrukt kan nooit waarlijk vrij zijn.” Ook in Indië zelf werd een communistische partij opgericht, hoewel zij onderhevig was aan zware onderdrukking, waarbij vele communisten door de Hollandse kolonialen de dood in werden gejaagd, of naar het beruchte concentratiekamp “Boven-Digoel” in Nieuw-Guinea werden gestuurd. De “Partai Komunis Indonesia” (PKI) zoals zij zich vanaf 1924 noemde, werd een van de leidende krachten voor onafhankelijkheid.

Na de tweede wereldoorlog brak een onafhankelijkheidsoorlog uit die Nederland onder het mom van de “politionele acties” probeerde te onderdrukken. Feitelijk was dit een koloniale oorlog om de bezittingen in het Oosten terug te winnen. Na druk vanuit de Verenigde Staten kon het Indonesische volk een eigen staat vormen, alhoewel nu een andere imperialistische macht, de VS, veel invloed had. Onder leiding van President Soekarno begon Indonesië zich eind jaren ’50, na een periode van afwisselende regeringen en economische crisis, steeds meer tegen de Verenigde Staten te keren. President Soekarno zocht brede samenwerking voor ‘nationale onafhankelijkheid’ en zocht extensieve samenwerking met o.a. de PKI. De PKI was op dat moment de grootste niet-regerende communistische partij ter wereld, met miljoenen leden door heel Indonesië heen.

Het leger, de grote landheren (bijvoorbeeld op Oost-Java), en anticommunistische, imperialistische machten maakten zich ernstig zorgen om de koers die Indonesië ging leiden; er was angst dat Indonesië communistisch zou worden. Zij gebruikten religieuze tegenstellingen, namelijk tussen de “goddeloze communisten” en de voor de meerderheid islamitische bevolking, om jonge moslims op te hitsen. Nog altijd spelen streng islamitische groeperingen in Indonesië “de PKI-kaart” om elk verzet tegen het kapitalisme in Indonesië de kop in te drukken.

Op 30 september 1965 werd er een vermeende staatsgreep gepleegd door communisten. Daarbij werden enkele generaals om het leven gebracht. Of dit nu wel of niet zo gebeurd is, het Indonesische regime onder militaire dictator Soeharto, die de massamoorden leidde, heeft dit verhaal jarenlang gebruikt om de PKI zwart te maken en de massamoorden goed te praten. Kort na deze gebeurtenissen werd President Soekarno afgezet, greep het leger de macht, en begon het in samenwerking met de Verenigde Staten massaal communisten of vermeende communisten uit te moorden. De uitgebreide campagne waarbij de meest gruwelijke slachtingen werden voltrokken, werd door TIME-magazine beschreven als “a gleam of hope in Asia”.

Naast dat we deze slachtingen van communisten door het imperialisme en zijn handlangers aan het licht willen brengen, en een verheldering willen geven over de gebeurtenissen, willen we ook de kameraden die door deze slachting om het leven zijn gebracht herdenken. Zij zijn gestorven in een poging een land dat jarenlang is uitgeknepen door het imperialisme, beter te maken. De Indonesische arbeidersklasse en aan de leiding de communisten hebben daar een rol in te spelen. Dit voor een beter, socialistisch Indonesië, waarbij de bevolking de grondstoffen en arbeid die het land rijk is kan gebruiken om de Indonesische bevolking te helpen, niet om de grote bedrijven en het kapitaal in hun winsthonger te steunen.

[1] https://www.thejakartapost.com/news/2016/08/23/rights-activists-decry-communism-ban-in-criminal-code-amendment.html