Haïti, het armste land op het westelijk halfrond werd op 12 januari 2010 getroffen door een aardbeving met een kracht van 7 op de schaal van Richter. De Haïtiaanse overheid schat dat de aardbeving aan 100.000 tot 200.000 mensen het leven heeft gekost en dat 1,5 miljoen mensen dakloos zijn geworden.

Martin Hardenbol

Artsen uit Cuba, Venezuela, Chili en andere landen bieden de zorg die de bevolking van de eigen regering niet krijgt.

Artsen uit Cuba, Venezuela, Chili bieden de zorg die de bevolking van de eigen regering niet krijgt.

Om te kunnen begrijpen wat Haïti echt nodig heeft na de directe hulp, moet men kijken naar de economische en politieke geschiedenis van het land om te zien waar de armoede vandaan komt die ervoor verantwoordelijk is dat de aardbeving uitmondde in een sociale catastrofe.

Na de succesvolle slavenopstand bereikte Haïti in 1804 onafhankelijkheid maar werd voor de officiële erkenning van haar onafhankelijkheid door Frankrijk gedwongen om 90 miljoen francs te betalen als schadevergoeding voor het financiële verlies van de slavenhandel ( ter vergelijking; Frankrijk verkocht de staat Louisiana voor 60 miljoen francs aan de VS).
Hierdoor moest Haïti grote sommen geld lenen bij banken in Frankrijk en de VS om het bedrag en de oplopende rente af te betalen. Tot in de 20e eeuw ging Haïti gebukt onder deze opgelegde schuldenlast die uiteindelijk werd afbetaald in 1947.

Tussen 1915 en 1934 werd Haïti bezet door de Verenigde Staten ter bescherming van de Amerikaanse economische belangen in het land.

Van 1957 tot 1986 steunde de VS de dictatuur van de familie Duvalier en werd de economie opengesteld voor Amerikaans kapitaal. De Amerikaanse landbouwproducten werden massaal geïmporteerd waardoor de landbouw van de boeren werd vernietigd. Als gevolg hiervan stroomden honderden duizenden mensen naar de sloppenwijken van Port-au-Prince om voor erbarmelijk lage lonen in sweatshops te werken die gevestigd waren in de Amerikaanse export processing zones.
Het schrikbewind van de Duvaliers werd in 1986 omver geworpen en liet Haïti met honderden miljoenen schuld achter die tijdens het bewind waren ‘verdwenen’.

In 1991 waren er voor het eerst democratische verkiezingen en Jean-Bertrand Aristide, de priester uit de sloppenwijken en aanhanger van de bevrijdingstheologie, won met ruime meerderheid de verkiezingen. Na bijna acht maanden werd hij door een door de CIA gesteunde coup afgezet en werd een nieuwe regering geformeerd die grotendeels bestond uit voormalige medewerkers van ex-dictator Duvalier. Dit leidde tot een uittocht op grote schaal van zogeheten bootvluchtelingen.

Al werd de coup gesteund door de CIA, het officiële standpunt van de VS en de meeste andere landen was dat de dictatuur niet legitiem was. Onder zware internationale druk en van de VS kon in 1994 Aristide terugkeren naar Haïti om zijn ambtstermijn af te maken, maar op voorwaarde dat hij het Amerikaanse neoliberale plan uitvoerde zoals het snijden in publieke voorzieningen, Haïti openen voor de ‘vrije markt’, het halveren van import tarieven voor o.a. rijst en maïs. Het was een waardeloze deal maar Aristide had weinig keus: “I was out of my country, and my country was the poorest in the Western hemisphere, so what kind of power did I have?”

Maar er was één eis van Washington die Aristide niet kon accepteren: de onmiddellijke uitverkoop van de staatsbedrijven, inclusief telefonie en elektriciteit. Om tot een compromis te komen werd uiteindelijk afgesproken dat hij de staatsbedrijven zou ‘democratiseren’.

Maar Washington werd al gauw ongeduldig toen duidelijk werd dat Aristide een andere definitie van ‘democratiseren’ had en aankondigde dat de staatsbedrijven niet mochten worden geprivatiseerd voordat het parlement de nieuwe wetten had goedgekeurd. Zij beschuldigde Haïti ervan dat zij zich niet aan de afspraken hield.

Via organisaties zoals de National Endowment for Democracy, U.S. Agency for International Development en de International Republican Institute financierde de VS de oppositie (Haïti’s heersende elite) met tientallen miljoenen door onder andere doodseskaders te vormen voor de omverwerping van de regering. Wetende dat ze Aristide en zijn partij Fanmi Lavalas niet konden verslaan in een vrije en eerlijke verkiezing, protesteerde ze tegen de uitkomst van de  verkiezingen van 2000 waarin Aristide overtuigend herkozen werd als president, en weigerde ze om een compromis te sluiten en mee te werken aan nieuwe verkiezingen. Daarentegen trachtte ze de regering te verlammen en eiste het aftreden van Aristide.
Hierop volgend kwamen ook de VS met beschuldigingen dat er fraude was gepleegd bij de verkiezingen en werden alle beloofde leningen en hulp met een waarde van 500 miljoen US dollar stopgezet.

Ondanks het economische embargo was Haïti toch in staat om te investeren in onder andere onderwijs. In 1990 waren er maar 34 scholen voor het voortgezet onderwijs; in 2001 waren dat er al 138. Tevens werd er een medische universiteit gebouwd in Tabarre. Ondanks dat ze de eindjes aan elkaar moesten knopen, werkte het alfabetiseringsprogramma, dat gelanceerd werd in 2001 goed. Cubaanse experts die Haïti hierbij hielpen waren er van overtuigd dat in december 2004 de alfabetiseringsgraad gedaald zou zijn tot 15 %, een klein gedeelte van wat het een decennium eerder was. Vorige regeringen hebben nooit serieus in het onderwijs geïnvesteerd en het was duidelijk dat het alfabetiseringsprogramma een bedreiging was voor de status quo. De elite wil, om overduidelijke redenen, niks te maken hebben met onderwijs…denkend aan de woorden van Fidel Castro: “Zonder onderwijs geen vrijheid”.

Toen Aristide in 2003 van Frankrijk 21 miljard dollar aan herstelbetalingen eiste voor de gedwongen rekening die Haïti had moeten betalen voor hun onafhankelijkheid en ervoor zorgde dat het algemene minimumloon in Haïti werd verdubbeld, verloren de imperialistische machten (VS, Frankrijk en Canada) hun geduld met Aristide. Hij werd in februari 2004 door een door de VS gesteunde militaire coup voor de tweede keer afgezet, ontvoerd en gedeporteerd. Hij leeft nu in ballingschap in Zuid-Afrika.

VS-mariniers bedreigen demonstranten uit de armste wijken (2004)

VS-mariniers bedreigen demonstranten uit de armste wijken (2004)

Het hele scenario is opvallend vergelijkbaar met de aaneenschakeling van gebeurtenissen wat leidde tot de coup tegen de Venezolaanse President Hugo Chavez in April 2002. Dezelfde organisaties uit de VS waren hierbij betrokken, en de oppositie, zoals in Venezuela, controleerde en gebruikte de media als een instrument voor destabilisatie. In beide gevallen verkondigden de leiders van de coup en Washington dat de gekozen president vrijwillig was afgetreden – wat later bleek een valse bewering te zijn.

De Verenigde Naties stuurde troepen om het land te bezetten. Een marionetten-regering werd geïnstalleerd zodat de neoliberale plannen van Washington door konden gaan. Het regime ontmantelde de milde hervormingen die Aristide had weten door te voeren, waardoor het patroon van verarming en aantasting van de infrastructuur van het land en de massale ontbossing versnelde.

De VN-vredesmissie trad in werking na de – door de Amerikanen georkestreerde – staatsgreep tegen president Aristide, eind februari 2004. Het belangrijkste objectief van de VN-missie is om de populaire oppositie, van voornamelijk Aristide-aanhangers, de kop in te drukken. Ook maakt de VN bewust vele burgerslachtoffers onder Aristide-aanhangers en is de vredesmacht slechts een drogreden voor de onderdrukking van de Haïtiaanse bevolking. Daarbij heeft de aanwezigheid van de VN tot op vandaag nog niet bijgedragen tot meer ontwikkeling in Haïti.

Tegenwoordig leeft 80% van de bevolking in extreme armoede en bezit 1% meer dan de helft van de rijkdom van het land. Wat Haïti op dit moment echt nodig heeft is dat de Verenigde Staten stopt met het opleggen van haar neoliberale plannen en stopt met de decennia lange  plundering van de Haïtiaanse samenleving. Verder moet het embargo tegen de terugkeer van de populaire Arisitide naar Haïti en het politiek verbod op zijn partij Fanmi Lavalas opgeheven worden zodat er eerlijke en vrije verkiezingen gehouden kunnen worden, waardoor de Haïtianen eindelijk kunnen beginnen met het vormgeven van hun eigen politieke en economische toekomst.

Solidariteit in de praktijk

Ook helpen?
Steun de Cubaanse dokters!