Kameraad en partijgenoot Jan Moelee is zolang hij lid is van de communistische partij actief betrokken bij het herdenken van de Februaristaking. Als Amsterdamse ‘hangjongere’ maakte hij de staking van 1941 van dichtbij mee. Op zijn vierentachtigste, vijf jaar geleden, legde hij, na een indrukwekkende, decennialange inzet voor arbeidersbelangen, het actief lidmaatschap van de afdeling Amsterdam van Abvakabo FNV neer.

Nu woont hij in het zorgcentrum De Gooyer aan de Dappermarkt in Amsterdam, waar hij als lid van de cliëntenraad nog steeds strijdbaar optreedt tegen bezuinigingen op het personeel. Manifest sprak met hem over hoe deze tijd te typeren is, hoe de huidige crisis zich verhoudt tot die van de jaren dertig en wat jongere communisten kunnen leren uit het verleden.

Maarten Muis en Erik Gerritsma

Wat typeert volgens jou, als vakbondsman en communist, deze tijd?
“Ik zit voor de tweede keer in een crisissituatie. De crisis van de jaren dertig heb ik ook meegemaakt. Maar de politieke situatie is nu natuurlijk heel anders. Van belang is wel de vergelijkbare rol van de sociaaldemocratie. De sociaaldemocratie onderschatte toen het gevaar van het fascisme. Ondanks dat het fascisme duidelijk de klassenvijand was, bleven zij toch als hoofdzaak zien: het bestrijden van het communisme. Dit was een dure les uit die tijd, want het fascisme nam de macht in Duitsland, ondanks een sterke communistische partij aldaar.
Je ziet nu, zoals eerder met Pim Fortuyn en nu met Geert Wilders, dat vanuit rechts dezelfde richting opgestuurd wordt als in de jaren dertig. Richting een politiek die mensen tegen elkaar opzet. Zij volgen hetzelfde platgetrapte pad van Anton Mussert van de NSB. En deze types krijgen steun van geheel rechts. Dat baart me zorgen. We moeten waakzaam zijn.”

De waakzaamheid tegen de gevolgen van de crisis, onder meer het gevaar van oorlog en opkomend fascisme, is zwak onder de Nederlandse bevolking. Veel mensen hebben de illusie dat deze crisis wel weer snel overgaat. Wat is hierin de taak van communisten?

 

Jan Moelee (midden) bij de Februaristakingherdenking van dit jaar. (foto: http://www.ncpn.nl/manifest/2011/03/febrmax.htm)

“Heel veel mensen zeggen: ‘zo slecht hebben wij het nu nog niet’. Dat is in slaap sussen. Zit je er dan op te wachten dat je het wel slecht krijgt? We moeten de klemtoon leggen op: hoe lang hebben we het dan nog goed?. We leven wel in het kapitalisme. Ik ga vaak met mensen in gesprek over waar die crisis dan vandaan komt. Waar ligt de oorzaak?
De heersende machten, met name de rechtse pers, manoeuvreren de publieke opinie weg van deze vragen. Zij komen dan met grote verhalen van ‘Marokkanen dit en Marokkanen dat’, om de aandacht af te leiden. Taak van communisten is onder meer de sociaaldemocratie te wijzen op deze afleidingsmanoeuvres. Vroeger zeiden we: ‘die grote oceaanstomer die nu het IJ binnenvaart, dat is de Partij van de Arbeid. Daarvoor zit een sleepbootje en die sleept hem veilig de haven in. Dat sleepbootje is de CPN. Hiermee geven we dan aan, al is de partij klein, ze heeft grote waarde.”

Hoe moeten communisten oorzaak en gevolgen van de kapitalistische crisis onder de aandacht brengen?
“De gevolgen van de crisis zijn in eerste instantie natuurlijk voor de werkende bevolking. Het was in de jaren dertig heel sterk voelbaar. Als mensen nu beginnen over dat het vroeger zo goed was, vertel ik dat ik als jongetje van vier jaar met een hard stukje brood tussen mijn tanden naar bed ging, om het hongerige gevoel in mijn maag te onderdrukken. Er wordt alles aan gedaan om deze ellende en misère maar zo snel mogelijk te vergeten. Als je op tafel komt met de feiten, dan kunnen ze daar niet omheen.
Meneer Kok heeft met de akkoorden van Wassenaar een duidelijke afspraak gemaakt: onder alle omstandigheden zouden de lonen gematigd worden. Dat voorkwam volgens hem en anderen dat er een crisis zou optreden. En daar is toen toch geloof aan gehecht. Nu is er crisis en gaan zij naar de mensen die hun lonen gematigd hebben en zeggen dat ze moeten inleveren. We zouden allemaal schuld hebben aan de crisis. We moeten er ook allemaal aan meebetalen. Maar we hebben toch al betaald met die loonmatiging? Waarom moet ik nou twee keer betalen?

Kok is voor de loonmatiging rijkelijk beloond, onder meer dat hij commissaris mocht zijn bij ING en nog een paar multinationals. Maar daar wordt niet meer over gesproken, dat wil men niet meer. Je moet continu de mensen erop attenderen hoe de dingen gelopen zijn, hoe het werkelijk is gegaan.”

Zwaar bevochten arbeidersrechten, zoals de pensioenen, worden nu afgebroken. Wat is het linkse antwoord op deze aanval van rechts?
“Je moet uitgaan van het standpunt dat op de werkvloer leeft. Dit is onbespreekbaar: 65 is 65, punt uit. Het bestuur van de bond neemt daarbij echter een zwalkende positie in. Dat begint er ook over dat mensen ouder worden en van alles en nog wat meer. Maar mag een mens als die ouder wordt en veertig jaar gewerkt heeft geen fijne oude dag hebben? Is het een straf langer te mogen leven? Moet je drie jaar langer doorwerken om je baas nog maar iets rijker te maken? Dit is het verdelen van de arbeidersklasse: jong en oud tegen elkaar uitspelen. Het is een spel van rechts.”
Bij Nederlandse jongeren leeft het thema pensioenen bijna niet. Het bewustzijn dat er door de arbeidersbeweging hard voor gevochten is, is maar bij een minderheid aanwezig. Wat te doen?
“Ik kan het de jongeren niet kwalijk nemen, want er wordt zo weinig mogelijk over gesproken. De heersende klasse vindt dat je jongeren zóveel moet wijsmaken dat ze voor haar nog te gebruiken zijn. Je mag ze van alles bijbrengen, maar maak ze nou niet echt wijzer.
Ik ben ook jong geweest. Toen was het ook: dat gezeur van die ouderen, kom ik ga de straat op. Dat gelul allemaal. Er is echter toch wat blijven hangen van wat die ouderen zeiden. Want je hebt kennis uit het verleden nodig. Je moet leren. Bijvoorbeeld, je bent een fietstocht aan het maken en krijgt een lekke band, maar je hebt geen plakspullen bij je. Ga jij dan volgende week weer een fietstocht maken zonder plakspullen? Nee, dan zorg je dat je die bij je hebt. En dat is nou precies wat ik bedoel met gebruik van ervaring uit het verleden.”

Wat kan je jongere communisten adviseren?
“Als je iets wil begrijpen van het heden, verdiep je dan in het verleden. Hoe is er toen opgetreden? Er zijn diverse schrijvers die hier aandacht aan hebben besteed. Hoe is de ervaring uit het verleden van toepassing op nu? Dat is de weg die je zoekt.
Als je als communist wil optreden, dan moet je dat doen in de bedrijven. Op de werkvloer vind je de mensen. De techniek schrijdt wel steeds voort, we hebben nu computers en zo, dat hou je niet tegen. Je moet de nieuwe technieken ook gebruiken. Maar je hebt ook een mond, die moet je ook gebruiken. Praat met mensen in je straat, wijs op de dingen die gebeuren. Bijvoorbeeld: hoe is het nu mogelijk dat we ineens worden geconfronteerd met prijzen die ik weet niet hoeveel procent zijn omhooggegaan, terwijl de salarissen achterblijven? Wijs de mensen op deze daling van koopkracht.”

Hoe organiseerde je de collega’s en buurtgenoten in de strijd?
“In de rol die je moet spelen is het vertrouwen van de mensen heel belangrijk. Er waren vroeger jongens bij de partij die het beter konden inschatten dan ik. Daar zat ik dan mee aan tafel over politiek te praten. Meestal was ik echter de man die aan het front stond, omdat ik het vertrouwen had.
Er was eens een vergadering bij de gemeentearbeiders en de baas van personeelszaken was er ook bij. Er was nogal verwarring op die vergadering. Op een gegeven moment kreeg ik het woord en toen heb ik precies uitgelegd hoe de dingen in elkaar zaten. Na een uur was het staken. Het is de ervaring uit de praktijk, het vertrouwen hebben van de mensen dat zo belangrijk is.

De partij koesterde deze mensen. Zij werden naar voren geschoven. Dat was ook in het belang van de partij. Vlak na de oorlog kwamen veel kameraden uit gevangenissen en concentratiekampen en vertelden verhalen over wat ze hadden meegemaakt. Wat de communisten allemaal in de oorlog gedaan hadden, was toen nog breed bekend. Het waren verhalen van trouw aan je principes, van moed en kameraadschap. Daaraan herkenden men de communisten.”

Hoe zag die kameraadschap eruit?
“Bijvoorbeeld bij de Grote Tramstaking van 1955. Daar vielen slachtoffers, er werden toen 62 kameraden op staande voet ontslagen. De toenmalige wethouder en chef personeelszaken was Joop den Uyl en hij vond dat er maar eens harde maatregelen genomen moesten worden tegen arbeiders die maar achter de CPN aanholden. Als de partij opriep dat er gestaakt moest worden, werd er gestaakt. Daar moest een einde aan komen. De arbeiders moesten zwaar gestraft worden. Direct kregen 93 collega’s te horen dat het verboden was op het werk te verschijnen, ook ik die in het actiecomité zat.
De geschorste arbeiders moesten een brief schrijven waarin zij spijt betuigden en schreven dat zij nooit meer naar communisten zouden luisteren. Maar die brief is nooit geschreven. Ik was zes weken geschorst en zat daardoor zonder enige vorm van inkomsten, met een vrouw en twee kinderen. Het was tegen Pasen en er werd ’s avonds aangebeld. Er stonden drie collega’s aan de deur met geld. Ik heb toen zes weken gewoon mijn salaris gehad. Dat haalden de collega’s op met steunlijsten. Er zaten bij de gebrachte spullen zelfs paaseitjes voor mijn kinderen.”

Dit soort strijd ‘klassenstrijd’ noemen is tegenwoordig niet meer gebruikelijk? Hoe leggen we dat de mensen nu uit?
“Vroeger kon je gewoon zeggen: kijk, dat is kapitalisme, dat is kapitaal. Dat is nu niet meer zo. Dat klinkt niet meer prettig. Dat klinkt niet zo leuk, over kapitalisten praten. Door daarin mee te gaan verbloem je wel de dingen. Als ik over klassenstrijd vertel, kijken de mensen mij tegenwoordig met vreemde ogen aan. Klassenstrijd, wat is dat? Dat bestaat toch niet meer, er zijn geen klassen meer. Dat is de heersende ideologie. Daar bots je als communist mee. Als communist neem je daar ook een andere plaats in. Wij zeggen, er zijn wel klassen: de kapitalistenklasse en de arbeidersklasse.
Hoe moet een communistische partij haar boodschap brengen om aansluiting te vinden bij jongere generaties?
“Wat ik nu vaak zie in de politiek, vind ik te soepel. De SP is politiek erg soepel, GroenLinks nog soepeler. Zo kan je wel doorgaan, steeds soepeler. Maar vertel me nu, wat zijn we met die politieke toegevendheid opgeschoten? Hoe ver zijn we nu? Op het ogenblik heeft rechts zo’n grote mond, want het heeft de macht. Dat kunnen we niet ontkennen. Maar dat komt ook door de zwakte van links. Als er in Nederland een echt links front zou zijn, was het heel anders. Maar juist door al die soepelheid, kom je daarniet aan. Door rechts wordt daarvan ook goed gebruikgemaakt.
Komt er ergens maar een klein parlementair succes van de communistische partij, dan zal rechts zich meteen verenigen en alles in het werk stellen de partij daar kapot te krijgen. Daar helpt geen soepelheid tegen.

Kijk ook naar het gedraai rond de troepenuitzending naar Afghanistan door Nederland. Daar zie je aan de linkerkant ook weer de verdeeldheid. GroenLinks wil praten, de andere zeggen, nee er is niet over te praten, maar als jullie willen dan praten wij wel mee. Daar gaan we weer: lekker soepel.

De mensen zouden echt wat aan de politici hebben als die zouden zeggen: nee we zijn tegen, omdat we weten dat het gelijk aan onze kant staat en de massa van de mensen er tegen is. Daarop moet je het standpunt baseren: dan is het dus nee en blijft het nee. Als je daarna van alle kanten wordt aangevallen met ja maar, je laat de mensen in de steek en zo voort, dan moet je je gelijk afvragen: wie zijn dat die dat roepen? Zijn dat niet de mensen die zelf in de steek zijn gelaten door de massa?”

Het anticommunisme overwin je dus niet met politieke soepelheid?
“Er is nooit voldoende politieke soepelheid volgens de klassentegenstander. Kijk bijvoorbeeld naar de berichtgeving over China. Steeds worden er schandalen in de kranten gepubliceerd. Alles wordt opgeblazen: vrouwen mogen niet meer dan één kind hebben, zuigelingen worden vergiftigd, enzovoort. Zolang het maar anti is. Er gebeuren honderd keer ergere dingen in Amerika en je hoort er bijna niets over.”
Wat is anno 2011 de belangrijkste taak van de communistische partij?
“Het uitdragen van het klassenstandpunt. Ik realiseer me wel dat een partij als de onze, door dat klassenstandpunt, in het huidige politieke en ideologische gebeuren een hele moeilijke positie heeft. Maar noodzakelijk is het. Ik lees Manifest en daar haal ik de feiten uit. De krant is de denktank van de werkende klasse. Zonder dat kan de partij geen loodsbootje zijn.”

 

 Overgenomen van Manifest – mei 2011