Het klinkt als het geluid uit de begintijd van D66: de G500 bestormt de oude politiek om haar te vernieuwen en te verjongen. Doel is om ‘noodzakelijke hervormingen’ door te voeren in ‘het centrum van de macht’, waarmee de G500 de drie grote partijen bedoelt: PvdA, CDA en VVD. Al eerder constateerde Voorwaarts! dat dit een club van, voor en door elitaire jongeren is die nauw verbonden zijn met de vergrijsde elite. Op basis van een valse tegenstelling levert de G500 inderdaad een bijdrage aan de toekomst, namelijk die van de kapitalistenklasse. Deel 1 over de politiek van de G500.
Annabelle Schouten
Welke klasse
Een valse tegenstelling is die tussen jong en oud. Volgens de G500 zijn hervormingen noodzakelijk om te voorkomen dat de rekening bij de jongeren wordt neergelegd. Over welke rekening hebben we het hier? Het is de rekening van de kapitalistenklasse die zich te veel rijkdom toe-eigent waardoor er te weinig overblijft voor de samenleving. Het beleid van privatiseren en marktwerking van de afgelopen 30 jaar heeft heel veel geld uit de maatschappij gezogen. Het resultaat is een opeenstapeling en verdieping van crises, waarbij elke crisis wordt aangegrepen om meer van hetzelfde beleid door te voeren. De kapitalist legt de rekening bij de werker neer. Ze hebben tegengestelde belangen, niet op basis van leeftijd, maar op basis van hun positie in de maatschappij. Een valse tegenstelling tussen jong en oud opwerpen is slechts bedoeld om de werkelijke tegenstelling te verhullen en daarmee dus ook het karakter van de rekening.
Het gaat er dus niet om dat de rekening bij toekomstige generaties terechtkomt, het gaat erom bij welke klasse. De G500 zegt alle jongeren te vertegenwoordigen, maar gezien hun tienpuntenplan zijn dat jongeren uit de elite, niet uit de werkende klasse. Het tienpuntenplan schurkt dicht tegen het programma van D66 aan. Dat blijkt ook uit een amicaal briefje van campagneleider Sietse Bakker op 21 april aan D66-leider Alexander Pechtold waarin hij schrijft dat ze niet onder stoelen of banken steken dat de G500 en D66 inhoudelijk veel met elkaar gemeen hebben. Net als D66 pleit de G500 voor hervormingen van de verzorgingsstaat, de arbeidsmarkt en de woningmarkt om zo het begrotingstekort terug te dringen. Datzelfde pleidooi horen we aan werkgeverszijde van VNO-NCW en vanuit de Europese Unie. Hervormen staat in feite voor: privatiseren, liberaliseren, bezuinigingen.
Politieke agenda
De hervormingsgezinde agenda van de G500 staat in een groter verband dan uit het tienpuntenplan op het eerste gezicht blijkt. De toespraak van Sywert van Lienden op de tweede dag van het CDA-congres op 30 juni spreekt boekdelen. Hij haalde het nationaal akkoord aan voor werkgelegenheid dat CDA-leider Sybrand van Haersma Buma wil lanceren en zei daarover: ‘Vast is te vast en flex is te flex. En de oplossingen hoeven niet alleen bij vakbonden en werkgeversorganisaties te worden gezocht. We kunnen vandaag al beginnen met het nationaal akkoord voor de werkgelegenheid.’
Dit nationaal akkoord voor werkgelegenheid past in de verdere hervormingen van de arbeidsmarkt waar werkgevers in Nederland naar smachten. In 2009 was al eerder een poging gedaan om een nationaal akkoord tot stand te brengen onder het kabinet-Balkenende IV: afspraken over nullijn, verlaging van WW-premie, begrenzing van ontslagvergoeding, aanpassing van de ontslagrechtbescherming, verhoging van de AOW-leeftijd en een tijdelijk stimuleringspakket voor bedrijven. Toen liep het vast op verzet binnen de FNV over verhoging van de AOW-leeftijd. De werkgeverswensen voor een nationaal akkoord zijn niet nieuw. Er gaat een hele geschiedenis aan vooraf, die begint in 1982 met het Akkoord van Wassenaar. Vanaf begin jaren 1980 begon de kapitalistenklasse zijn offensief om de samenleving te liberaliseren, daarbij gesteund door figuren als Reagan en Thatcher. Overal luidde het recept: lonen en uitkeringen laag houden, lastenverlichting voor bedrijven en de vakbeweging aan de ketting leggen.
De hervormingen gaan te langzaam en de drie grote politieke partijen zijn te weinig eensgezind en te traag om ze door het parlement te sluizen. Zoals Bakker aan Pechtold in zijn briefje schrijft: ‘Een partij als D66 heeft daar de afgelopen jaren misschien niet zo heel veel aan kunnen doen. Daarom ook geen partij, maar een beweging.’ De G500 moet dus in beweging krijgen wat D66 als partij alleen niet lukt. Van Lienden verwoordde het als volgt op het CDA-congres: ‘We gaan door naar het PvdA-congres en daar gaan we precies ditzelfde doen. En we gaan punten die hier zijn gebracht ook daar brengen. […] Ik hoop dat u na 12 september een PvdA aantreft die zo gelijk met u denkt dat u daar prima mee kunt formeren en dat we voor de kerst een kabinet hebben.’ Dus de G500 organiseert zich op deze manier om de politieke eensgezindheid te smeden voor nog meer hervormingen die de elite in Nederland en in de hele EU eist.
Belang van jongeren
De werkende klasse en dus ook de jongeren van de werkende klasse hebben totaal geen belang bij deze ‘hervormingen’. Hoe moeten zij hun bestaan opbouwen als je ieder moment op straat kan komen te staan? Terwijl vaste lasten even vast blijven en steeds duurder worden, zouden zij dan genoegen moeten nemen met ‘eindig vaste contracten’ en nullijnen omdat werkgevers dat willen? Het percentage mensen met onzeker werk of die als zzp’er maar amper het hoofd boven water kunnen houden groeit het hardst onder jongeren. Bestaanszekerheid, een vaste baan met een fatsoenlijk inkomen waar je aan het eind van elke maand nog wat van overhoudt, betaalbare woningen, sociale zekerheid, gratis onderwijs en zorg en onderlinge solidariteit en verbondenheid, dat is wat de meerderheid van de jongeren toekomstperspectief biedt.
Om een tegenmacht te bouwen en tegelijkertijd een beweging die gericht is op de toekomst van de werkende klasse, is het noodzakelijk dat jongeren zich bewust worden van hun positie in de maatschappij. Die positie is niet te verbeteren door bij drie grote partijen te manoeuvreren op congressen. Het organiseren gebeurt op school, opleiding, werkvloer en binnen een organisatie waarin jongeren zich verenigen en met elkaar vechten voor verbeteringen: neem de scholierenbeweging, studentenbeweging, vakbeweging. In dat gevecht komt uiteindelijk ook de noodzaak van politieke en ideologische organisatie naar voren. Jongeren hebben nog een hele toekomst voor zich en daarom zijn zij juist vaak de kartrekkers van maatschappelijke veranderingen. Aan de CJB de taak om jongeren hier bewust van te maken. Nu zijn het de elitaire jongeren die het voortouw nemen omwille van kapitalistische belangen en ze worden steeds brutaler. Kijk naar de JOVD die onlangs een hatelijke poster maakte over de strijd van de schoonmakers. Voor de CJB zijn de georganiseerde schoonmakers juist een inspirerend voorbeeld voor de hele werkende klasse, jongeren in het bijzonder. Een vuist maken om terug te slaan kan alleen met een duidelijk plan, goede eisen, een sterke methode, eenheid en de juiste inzichten in dit systeem. De geslaagde acties van vakbondsjongeren bij Albert Heijn en C1000 zijn wat dat betreft een veelbelovend begin!