Een groepje jongeren komt elkaar tegen de kroeg. Niks bijzonders, zou je zeggen. Dat is niet helemaal waar. We hebben hier namelijk te maken met een echt verkiezingscafé waar allerlei politici heel veel praten om stemmen binnen te halen: de een doet dat binnensmonds, de ander schreeuwt oneliners uit en weer een ander stort de ruimte vol met inhoudsloze woordjes.
Annabelle Schouten
Het is druk in de kroeg. En het groepje jongeren komt dicht tegen elkaar aan te staan. Twee van hen, Anneke (A) en Jan (J), raken met elkaar in gesprek, althans ze proberen boven het getetter van de politici uit te komen.
A: ‘Wat doe jij?’
J: ‘Wat ik hier doe? Ja, dat begin ik me ook af te vragen met al die hotemetoten.’
A: ‘Nee, wat je in het dagelijks leven doet.’
J: ‘Oh. Ik werk als uitzendkracht in een DC.’
A: ‘Een DC?’
J: ‘Ja, distributiecentrum. Al dat eten komt niet vanzelf in de supermarkt. En jij?’
A: ‘Ik studeer.’
J: ‘Zo.’
A: ‘Algemene cultuurwetenschappen.’
J: ‘Zo. En wat kun je daarmee?’
A: ‘Ja, goede vraag.’
Een derde jongere, Farida (F), mengt zich in hun gesprek.
F: ‘Weten jullie al wat je gaat stemmen?’
J: ‘Pfff… in elk geval niet op Rot van de Veelverdienerspartij. Die zit er alleen maar om de zakken van zijn vriendjes te vullen.’
A: ‘Ik zit te denken aan Slap van de Groene Vingers. Maar ik twijfel tussen haar en Pechvogel van DUS… Als het maar iemand is die meer geld naar onderwijs wil.’
J: ‘Nou, met Slap en Pechvogel kom je nooit meer aan een vaste baan. No way!’
A: ‘En jij?’
F: ‘Ik vind Roem wel heel sympathiek. En zijn Sociaal-Tomatische Partij is altijd veel met zorg bezig. Dat is goed. Bij ons in de zorg lopen we onze benen eraf, zo druk.’
Ondertussen vliegen twee politici elkaar in de haren. Rot en Roem staan klaar met gebalde vuisten. Het wordt bijna een ouderwets partijtje kroegvechten, maar Haar Bal van het Grote Midden Appel en Stakker van de Partij voor de Andere Kant staan tussen de heren in om dat te voorkomen.
Haar Bal: ‘We moeten wel ruimte laten voor het maatschappelijk middenveld.’
Roem: ‘Ja, die is er allang niet meer, omdat de rijken rijker worden en de armen armer. En nou wil ik mijn pils.’
Rot: ‘Kijk, en daar gaat dit land dus kapot aan. Roem is gewoon aan het haatzaaien tegen rijke mensen! En ik ben toe aan een burrel.’
Stakker: ‘Heren, heren, geen pils, geen burrel, we moeten op een eerlijke manier onze uitgaven in de hand krijgen.’
Dirk-Jan (DJ), de vierde jongere, komt bij de andere drie staan.
DJ: ‘Ja, dat zegt die Stakker goed: anders hebben wij straks geen pensioen meer. Die oudere generaties met hun pilsjes en burrels kunnen best wel wat meer bijdragen.’
J: ‘Ja hoor, pensioen. Die ouwetjes krijgen nou toch ook amper pensioen omdat de grote jongens ermee lopen te gokken op de beurs.’
A: ‘En wat doe jij voor werk?’
DJ: ‘Ik werk als zzp’er in de communicatie. Misschien kan ik mijn diensten nog aanbieden aan Rot. Wat is die slecht, zeg!’
F: ‘En weet jij al wat je gaat stemmen?’
DJ: ‘Mijn stem gaat naar Stakker. Die is sociaal maar wil wel alles betaalbaar houden en is ook niet zo’n populist als Roem.’
F: ‘Populist? Beter dat dan de Partij van de Andere Kant die zo veel water bij de wijn doet dat niemand meer weet dat er ooit wijn was.’
J: ‘Wijn… Geef mij maar bier! Het is trouwens allemaal gebakken lucht: verandert er ooit iets als we gaan stemmen?’
A: ‘Nou… dat kun je zo niet zeggen.’
Slap van de Groene Vingers probeert de korte stilte te vullen, nu Rot aan zijn burrel zit en Roem aan zijn pilsje. Ze krijgt geen kans, aangezien Pechvogel haar overstemt.
Een vijfde jongere, Bas (B), komt de kroeg binnen. Hij gaat bij het clubje jongeren van vier staan. Iedereen stelt zich voor. Bas doet mbo.
B: ‘Nou, hoe is de stemming hier?’
J: ‘Pilsje smaakt me goed, de rest is gelul. Het komt er toch altijd op neer dat de stropdassen ons verneuken. Een vaste baan zit er voor mij niet meer in.’
DJ: ‘De stropdassen zijn niet het probleem volgens mij. We zitten gewoon in een hele vervelende kredietcrisis die we alleen kunnen oplossen als we allemaal een beetje inleveren. Nou ja, vooral de babyboomers eigenlijk.’
F: ‘Nou, bij mij valt niks meer te halen. En bij de zorg ook niet.’
A: ‘Bezuinigen zal toch moeten. Maar niet op onderwijs.’
De politici kakelen nu weer allemaal door elkaar heen, zodat het steeds lastiger wordt voor de jongeren om met elkaar te praten. Giller van de Thee Partij gaat helemaal uit zijn dak, terwijl een nerveuze Snob van de Bijbelunie oogcontact zoekt met Haar Bal. Maar die kijkt stoïcijns naar Stakker die Roem de les staat te lezen. Slap probeert ertussen te komen, maar het wil maar niet lukken. Rot speelt met zijn brilletje.
B: ‘Het is toch eigenlijk allemaal heel simpel.’
De andere jongeren kijken hem vragend aan.
B: ‘Ja, kijk, ze zeggen allemaal hetzelfde: we moeten bezuinigen, want er is geen geld. Oja, denk ik dan. Maar er zijn wel 150.000 miljonairs. En bedrijven maken superdikke winsten, crisis of geen crisis. Verdeel al dat geld en moet je zien wat je allemaal kunt: onderwijs, zorg, pensioenen, vaste banen.’
J: ‘Nou, van mij mag het!’
A: ‘Als het zo simpel was…’
DJ: ‘Ja, precies. Dat kan niet zomaar.’
F: ‘Maar het is wel heel oneerlijk verdeeld nu.’
A: ‘Op wie ga jij dan stemmen?’
B: ‘Geen enkele politicus die zo praat. Maar eentje komt in de buurt. Laten we een pilsje met hem gaan drinken.’
De barman kondigt de laatste ronde aan. Het verkiezingscafé gaat zo sluiten.
J: ‘En toch, je kunt stemmen op welke pipo dan ook, maar het is mijn baas die over een vaste baan gaat. Als hij zegt: doen we niet, gebeurt er niks. Misschien heeft die ene gast wel gelijk.’
A: ‘Die ene gast?’
J: ‘Ja, die altijd voor de bond bezig is. Hij zegt altijd: alleen als je samen vecht, kun je wat veranderen.’
B: ‘Proost!’