Het Nederlandse onderwijs kan ‘slimmer’. De kenniseconomie moet meer gestimuleerd worden, zo blijkt uit de Kenniseconomie Monitor 2006 van de Stichting Kennisland, een denktank die de kenniseconomie wil promoten in Nederland. “De echte hervorming begint pas”, zei de voorzitter van deze stichting in april van dit jaar in een interview met het Financieel Dagblad. Over wat voor soort kenniseconomie hebben we het hier? En nog belangrijker: wat heb jij als student nog te zeggen?

Kennis in het belang van economische elite of van bevolking?

WHOO – In 2007 komt de nieuwe Wet op het hoger onderwijs en onderzoek (WHOO), opgezet door voormalig staatssecretaris van Onderwijs, Rutte. Kernpunten uit deze wet zijn:

1. Open bestel. Dat houdt in dat elke onderwijsinstelling, of deze nu publiek of privaat, Nederlands of buitenlands is, in aanmerking kan komen voor een subsidie van de rijksoverheid. De voorwaarden voor het aanbieden van onderwijs worden gelijk gesteld. Het kabinet verwacht op deze manier de concurrentie tussen onderwijsaanbieders te verhogen.

2. Selectie bij inschrijving en collegegelddifferentiatie. Dit hangt samen met het streven om onderwijsinstellingen te laten concurreren en om ‘kwaliteitsdifferentiatie’ (ongelijkheid tussen leerlingen) te bevorderen. Beide maatregelen leiden ertoe dat leerlingen met de hoogste cijfers en het meeste geld voorrang krijgen, wat in strijd is met het gelijkheidsbeginsel van de VN-verklaring voor de Rechten van de Mens waarin is vastgelegd dat onderwijs voor eenieder toegankelijk moet zijn.

3. Minder regels en meer zelfstandigheid voor onderwijsinstellingen. Het klinkt zo mooi, maar ook hier schuilt een addertje onder het gras, namelijk de medezeggenschap voor studenten en docenten. In de huidige wet staat veel op het gebied van inspraakmogelijkheden vast en dat is niet het geval in de WHOO.

De WHOO staat kort gezegd voor de invoering van marktwerking in het hoger onderwijs. Ja, maar Rutte is een VVD’er, zul je nu denken, niet zo verwonderlijk. Niks daarvan. Het was de PvdA die soortgelijke plannen heeft gelanceerd. Onder het Paarse kabinet is Bachelor- en Masterstelsel, een begin van de marktwerking, ingevoerd. Net als dit kabinet is de PvdA dus gecharmeerd van privatiseringen. De werkgevers juichen dit soort wetten en onderwijsveranderingen even hard toe.

Leerrechten en lenen – Gekoppeld aan de WHOO is het leerrechtenplan. Elke student krijgt een soort rantsoen voor één Bachelor-opleiding en één Master-opleiding voor in totaal 5,5 jaar. Niet afgestudeerd of verder studeren? Dan mag je het (door de onderwijsinstelling vastgestelde) instellingsgeld zelf betalen. Onderdeel van dit leerrechtenplan is de propagandacampagne om meer te gaan lenen, want studenten werken zogezegd teveel. Maar hebben al die praatjesmakers in Den Haag met hun sociaal lage IQ er al eens bij stil gestaan dat studenten gedwongen worden om ergens een baantje te zoeken en dat het bevorderen van schulden niet bijdraagt aan meer studieconcentratie? Lenen op grote schaal zal de schuldenproblematiek van jongeren alleen maar doen toenemen.

Bologna-verklaring: Europese herstructurering. De WHOO kan niet los gezien worden van de ontwikkelingen op Europees niveau. In 1998 kwamen de Europese leiders overeen om het hoger onderwijssysteem te reorganiseren. Doelstelling is om tegen 2010 als EU-handelsblok beter in staat te zijn te concurreren tegen de andere handelsblokken, de VS en Japan. Dit is vastgelegd in de zogeheten Bologna-verklaring, een vrijbrief voor de uitverkoop van het hoger onderwijs. Deze verklaring sluit naadloos aan op de privatiseringen van andere publieke diensten, een proces dat sinds de val van de Muur in versneld tempo wordt doorgevoerd.

Speerpunten uit Bologna zijn: verhoging van de concurrentie tussen onderwijsinstellingen op nationaal, Europees en internationaal niveau, versterking van de band tussen bedrijfsleven en hoger onderwijs, beperking van onderwijsbudgetten en toch maximaal rendement proberen te behalen en tot slot verdeel en heers: differentiatie belemmert eenheid ingeval van verzet tegen onderwijshervormingen.

De economie – De kenniseconomie waar men naar toe wil is een economie die vooral ten goede komt aan kapitaalsbelangen. Zoals in Nederland hoor je in andere Europese landen de wilde verhalen over ‘de achterstand’ van deze kenniseconomie. De EU moet toponderwijs gaan bieden, anders verliest ze haar positie in de keiharde strijd op de kapitalistische wereldmarkt. De verharde concurrentie en de blinde jacht op nog meer winsten maakt de arbeidsmarkt bijzonder instabiel waarmee het bestaan voor velen die afhankelijk zijn van die arbeidsmarkt ook instabiel is. Een onzeker leven leiden heet ook wel ‘flexibel leven’. Degenen die hun arbeidskracht verhuren aan kapitaalbezitters, moeten maximaal uit- en opgerekt worden als een elastiekje. Deze ‘flexibiliteit’ betekent voor het onderwijs dat studenten hierop moeten worden voorbereid. Een leven lang leren wordt een vereiste om überhaupt een baan te vinden.

Ideologische vorming – De onderwijshervormingen hebben naast een financiële ook een ideologische kant. Je hoort wel dat we in een postideologisch tijdperk leven. Niets is minder waar. De anti-ideologie van de kapitalistische klasse is evengoed een ideologie, een burgerlijke. De privatisering van het hoger onderwijs moet deze nog beter in staat stellen om vooral de geesten van toekomstige intellectuelen te kneden, omdat zij haar opvolgers zijn. Daarom wordt op hogescholen en universiteiten elke verwijzing naar marxisme, klassenstrijd of arbeidersbeweging belachelijk gemaakt, aangevallen of gewoonweg genegeerd.

Een socialistisch alternatief
Kan het anders?

De voormalige en huidige socialistische landen hebben bewezen dat onderwijs ook in dienst kan staan van de bevolking en tegelijkertijd een hoogwaardig niveau kan hebben. De CJB staat voor: gratis, hoogwaardig en toegankelijk onderwijs voor iedereen, een studentenloon, onderwijs in dienst van de noden en behoeften van de samenleving in een socialistische kenniseconomie, volledige democratische invloed op de organisatie en het onderwijsprogramma voor studenten en docenten, en mondialisering van het onderwijs, op basis van internationale solidariteit en verbondenheid tussen volkeren.