Joop Smidt (1924-2006)
In de nacht van 4/5 oktober is onze kameraad Joop Smidt overleden, na een zware en lange ziekte.
Joop, geboren op 6 april 1924 is opgegroeid in een arbeidersgezin. Toen de oorlog in Nederland kwam is hij het verzet ingegaan als arbeider bij de spoorwegen, als saboteur en verspreider van illegale bladen. Dankzij hem en andere spoorwegmedewerkers kon de deportatie van Joden van Utrecht en het afluisteren van verzetsmensen worden gesaboteerd. De laatste maanden van de oorlog moest hij dan ook onderduiken voor de nazi’s.
Na de bevrijding hielp Joop het ANJV oprichten (een van de voorlopers van de huidige CJB), werd hij agitpropinstructeur voor de CPN en werd hij kaderlid van de vakbond NVV, in het geheim want communisten mochten niet lid worden. Later werd hij lid van de OR van de NS. Hij was vooral betrokken bij het antifascisme en hielp bij de oprichting van de Nederlandse tak van FIR, de AFVN. Hij heeft veel scholing gegeven aan de jongeren generaties en heeft veel voor de zaak van het antifascisme gedaan. In 2004 werd hij door de FIR tot erelid benoemd. Tot het laatste toe, ondanks zijn ziekte, was hij actief als raadgever en adviseur voor de volgende generaties van antifascisten.
De CJB wenst zijn nabestaanden veel sterkte, we willen Joop bedanken voor alles wat hij ook voor de CJB heeft gedaan en wij, de jonge generatie, zullen er alles aan doen om het werk van kameraad Joop Smidt en anderen voort te zetten.
Hieronder volgt een artikel uit de serie Rode Erfenis. Een verkorte versie hiervan is in januari 2005 verschenen in Voorwaarts!
Rode Erfenis: interview met Joop Smidt
De communistische beweging in Nederland heeft een rijke geschiedenis, die vooral voortleeft in de verhalen van de communisten die nog leven. Sommige verhalen zijn opgetekend of verfilmd, zoals ‘Het meisje met het rode haar’. Andere bestudeerd door historici, maar de meeste verhalen zullen verdwijnen met de mensen die ze hebben beleefd. Daarom wil Voorwaarts! een speciale serie ‘Rode Erfenis’ wijden aan de geschiedenis en de verhalen van onze oudere kameraden. In het tweede deel van deze serie vertellen we het verhaal van Joop Smidt (geboren 1924), ex-voorzitter van de ‘Antifascistische oud-verzetsstrijders Nederland’ ofwel de AFVN, uitgever van ‘De Antifascist’.
Michel Wijnhold
Veel mensen kennen de jaren dertig als een poel van ellende en armoede als gevolg van de crisis. Ook voor het gezin Smidt was het een moeilijke tijd, maar de vader van Joop had een baan bij de spoorwegen. Dat betekende een laag maar wel vast inkomen, een luxe die veel mensen in die tijd niet kenden. Van huis uit was Joop geen communist. Zijn vader was lid van de SDAP (dat later de PvdA zou worden). Als jongen was hij ook niet aangesloten bij een van de vele organisaties die er in die verzuilde tijd volop waren. Alleen de zondagschool is een tijdje geprobeerd totdat hij daar wegliep, tot grote hilariteit van zijn vader die vond dat hij later zelf maar een geloof moest kiezen. “Dat heb ik gedaan: ik werd communist!”, maar daar zou hij pas in de oorlog voor kiezen.
Overal Communisten
Als jongen kwam hij indirect al wel veel in aanraking met het communisme. In de buurt waar hij woonde was ongeveer 80% van de mensen communist. Elke vrijdagavond (als de lonen waren uitbetaald) gingen collectanten de deuren langs om geld in te zamelen voor de Internationale Rode Hulp (zie ook Rode Erfenis 2).
Joop herinnert zich als de dag van gister hoe de grote hand van zijn vader dan geld uit de jas haalde om te geven. Ook kwam zijn eerste vriendinnetje uit een communistisch gezin en samen gingen ze wel eens kijken naar de rellen en vechtpartijen die er elke woensdagmiddag (de scholen waren dan vrij) waren tussen CJB’ers en NSB’ers. Achteraf herinnert Joop zich nog dat alleen de linksen in de jaren dertig wezen op het gevaar van het nationaal-socialisme. “Toentertijd hadden we Colijn en die predikte van: mensen ga maar rustig slapen want er gebeurt hier niets. Veel mensen geloofden dat echt. Toen de oorlog uitbrak kreeg ik dan ook meer begrip voor de communisten en werd ik veel bozer op zo’n Colijn”.
Groeiend Bewustzijn
Joop: Toen de oorlog uitbrak zat ik net op de ambachtsschool en daar ontstond al snel een anti-Duitse cel. Ik zeg expres anti-Duits en niet antifascistisch, want we hadden nog te weinig kennis van wat het fascisme was. Dus voor mij was het vooral een anti-Duitse aangelegenheid, tegen de bezetting omdat de moffen ons hadden overvallen. Langzamerhand werd dat duidelijk. Ik las toen het zogenaamde Bruinboek waarin alle verschrikkingen stonden die de nazi’s al voor de oorlog pleegden tegen communisten, sociaal-democraten en vakbondsmensen. Dat deed enorm veel pijn. Ik en een aantal andere jongens die er hetzelfde over dachten, groeiden naar elkaar toe en begonnen ons af te vragen wat we konden doen.
Verzet
Er was een hoofd aangesteld voor onze cel, door wie weet ik eigenlijk nog steeds niet, maar ik denk door de partij. We hadden in ieder geval het volste vertrouwen in hem. Van hem kreeg ik mijn eerste opdrachten. In Utrecht was maar één ambachtsschool en ik was de leerling die het verste weg woonde en het langste moest lopen door de hele stad heen. Daarom kreeg ik de opdracht om de gele verkeersborden van de Duitsers te saboteren. Die trok ik dan uit de grond en ik gooide ze in de gracht. Later was ik ook bezig met het verspreiden van illegale blaadjes, onder andere ‘De Waarheid’. Ook kreeg ik opdracht om diefstal te plegen bij Duitse depots en sabotage te plegen. Ook ‘foute’ Nederlanders waren ons doel. Zo was er een boer die weigerde eten te geven aan de hongerende mensen. We hadden informatie dat hij onder zijn hooiberg een hoop aardappels had liggen. Die moesten wij dan stelen – bleken het suikerbieten te zijn. Later nog zo’n geval van een kruidenier die olie zou hebben in zijn kelder: dat bleken flessen azijn!
Politiek bewustzijn
Ondertussen werd ik ook politiek bewust. Een vriend van mij kwam uit een communistisch nest. Hem interesseerde het niet zo veel, maar mij wel. Van zijn ouders kreeg ik mijn eerste politieke scholing. Dat was een heel belangrijke gebeurtenis voor mij. Daarna ging ik ‘De Waarheid’ verspreiden en later ook het blad ‘De Jeugd’ van de communistische jongeren. Ook werd ik gevraagd of ik bij de Burger Bescherming wilde gaan. Zij waren de enigen die van de Duitsers op straat mochten komen bij luchtalarm. Je kreeg een EHBO-cursus en tijdens luchtalarm kon ik dus allerlei dingen doen voor het verzet die niemand anders dan kon doen, zoals koeriersdiensten.
Spoorwegstaking en arbeidersmacht
In 1944 ging ik niet meer naar school maar werkte ik bij de telefooncentrale van de Spoorwegen. Ook daar kon je aan kattenkwaad doen. Zo hadden we alle nummers op het schakelbord geblindeerd maar de nummers wel uit het hoofd geleerd. Als de nazi’s dan langs kwamen met de opdracht dat ze iemand moesten afluisteren konden wij ze belazeren. Als de Duitsers een gesprek hoorden dat hen niet beviel dan moesten wij van hen meekomen. We gingen dan altijd met zijn tweeën. Terwijl de een de Duitser afleidde, haalde de ander stiekem de zekering eruit. En dan toneel spelen: “Goh? We horen helemaal niets meer!” Vanaf 17 september dat jaar werkte ik niet meer: de spoorwegstaking. De avond van tevoren kreeg ik de opdracht me ergens te melden en daar kreeg ik te horen dat ik dezelfde avond nog moest onderduiken. Ik heb toen mijn ouders ingelicht en ben naar het onderduikadres gegaan.
Dubbel spel, dubbel gevaarlijk
Bij onraad moest ik daar door een verborgen luik bovenaan de trap kruipen. Toen we dat oefenden weet ik nog dat ik over van alles en nog wat struikelde. Later kwam ik erachter dat de persoon bij wie ik onderdook de wijkcommandant was van de Binnenlandse Strijdkrachten. Zijn hele zolder lag vol met stenguns en dergelijke: daar was ik dus over gestruikeld! De man handelde zwart om de aandacht af te leiden. Zwarthandelaren werden namelijk als verraders gezien. Zijn zuster zat ook tot over haar oren in het verzet, en zij ging om met Duitsers: ze was een moffenmeid. Toen de bevrijding kwam moest zij onderduiken, want alle moffenmeiden werden vervolgd. Hun koppen werden kaalgeschoren en met oranje verf besmeurd…Opeens was iedereen een held die wel even het recht in eigen hand zou nemen. Dat heb ik altijd verafschuwd: het was waanzin.
CPN
Na de oorlog werd ik medeoprichter van het ANJV (Algemeen Nederlands Jeugd Verbond, de CJB van toen – red.). Eigenlijk bestonden we al. We hadden een blad (‘De Jeugd’) en een organisatie. We organiseerden allerlei activiteiten lokaal en ook landelijk. Voor de partij werd ik agitprop-instructeur omdat ik door mijn baan gratis kon reizen. Zo reisde ik voor de partij het hele land door.
Doorbraak
Na de oorlog werd de Eenheids Vak Centrale (EVC) opgericht. Voor die tijd waren ook de vakbonden verzuild. De protestanten (CNV), de katholieken (KAB later NKV), allen hadden ze een eigen bond, maar ook een eigen padvinderij, een eigen zangvereniging en ga zo maar door. Dit verdeelde de arbeiders sterk terwijl de oorlog heel het land had gewezen dat de echte scheidslijnen niet langs geloof liepen. Na de oorlog was er dan ook een breed verlangen naar de Doorbraak: een einde aan de verzuiling. De EVC was zo’n poging om alle arbeiders te verenigen, net als het ANJV de jeugd moest verenigen, maar dat mislukte. De oude vakbonden gingen gewoon door in hun verdeeldheid en dus hun zwakheid. Vooral communisten hielden vast aan het idee van eenheid zodat zij een aantal jaren na de oorlog ongewild domineerden in de EVC. Van de NVV mocht je als communist niet lid worden, dus er ontstond een probleem. Een kleine communistische bond had te weinig macht en gaat ook in tegen de leninistische lijn van werken onder de massa’s. Zonder hun steun geen revolutie, geen socialisme. De CPN verbood Joop Smidt dan ook om lid te worden van de EVC, en gaf hem de opdracht om lid te worden van het NVV om daar stiekem te werken als communist.
Royement
Joop: De spoorwegarbeiders hadden het erg slecht in die tijd. In vergelijking met andere overheidsambtenaren lagen ze ver achter in salaris en werkomstandigheden.
Daar hebben we toen actie voor gevoerd. In Tivoli hadden we een bijeenkomst georganiseerd die door honderden mensen uit het hele land werd bezocht, want we konden natuurlijk vrij reizen. Het werd een groot succes en we hebben toen onze eisen opgesteld en kenbaar gemaakt, ook aan de bonden. Als gevolg werd ik per direct ontboden bij het hoofdbestuur van het NVV. Ik werd geroyeerd. Dat besluit zou worden gepubliceerd in de bladen van het NVV samen met een overzicht van al mijn activiteiten. En ik moet zeggen: daar was geen woord van gelogen. Kun je nagaan hoe groot de rol van de BVD toen al was. In de vakbond bestond toen een sterk besef van een goed-fout-indeling. Communisten waren fout, ondanks hun rol in de oorlog. Ik heb die beslissing toen maar noodgedwongen geaccepteerd. Ik kon toen ook geen lid worden van bijvoorbeeld de katholieke bond omdat de bonden de afspraak hadden gemaakt dat ze geen leden van elkaar over namen. En dan nog, ik ga toch geen lid worden van een katholieke bond! Dat doe je niet, daar ben ik te principieel voor. Toen ben ik jaren vakbondsloos geweest.
OR
Dat veranderde pas na de Wet op de ondernemingsraad (OR). De bond vroeg mij of ik bij de OR wilde gaan omdat ze niemand anders hadden. Ik mocht dus weer lid worden van de bond. Met driekwart van de stemmen ben ik toen verkozen en we hebben een hele sterke OR opgezet.
Goudvissen
De voorzitter van de OR was de directeur van de bedrijfsafdeling die enthousiast begon met voorstellen om een aquarium in de kantine neer te zetten. Zelfs op vakbondscursussen hadden ze het over het neerzetten van plantenbakken in de bedrijfskantines en dat soort onbenulligheden. Waar gaat het nou over? Het gaat niet over een bloemenbakkie, nee, de werkomstandigheden en dergelijke, die zijn belangrijk. Onze lonen, die zijn belangrijk. Een goudvis had ik thuis ook.
Breuk met partij
In die tijd had ik al bedankt voor de CPN trouwens. Samen met mijn vrouw, mijn schoonouders en de oprichters van de AFVN zijn we er toen uitgestapt naar aanleiding van de gebeurtenissen in Hongarije in 1956. Niet het neerslaan van de opstand vonden wij reden om te breken met de partij, ook niet de daarop volgende straatterreur tegen de CPN, maar juist dat de CPN na die tijd steeds meer de burgerlijke pers begon na te praten met termen als ‘dictatuur van de bezetting’ in plaats van ‘dictatuur van het volk’ stak ons erg. We hebben toen ons partijboekje ingeleverd.
Maar is eenheid niet het belangrijkste? Joop: Nee, want de meesten waren het er mee eens en dat ging zo steeds verder totdat die griet hier uit Utrecht er kwam. Ik ben nog wel eens op een bijeenkomst geweest toen en daar heb ik ook tegen haar gezegd: je bent een renegaat, je maakt de hele boel kapot. Daar heb ik gelijk in gehad. De hele boel is kapot gegaan.
Abstracte en Concrete democratie: klassenanalyse, idealisme en materialisme
Later gingen de CPN, EVP, PSP en PPR dus samen, maar die ideologieën waren niet hetzelfde. Het enige wat er van overbleef was VREDE. Zo’n holle kreet. Sociale belangen hebben strijd nodig en die belangen werden niet meer gediend. Natuurlijk is vrede belangrijk, maar je mag de sociale belangen van de arbeidersklasse nooit uit het oog verliezen. Vrede is niet een nationaal iets. Vrede is in de eerste plaats iets wat internationaal is. Dat geldt natuurlijk ook voor sociale zaken die ook internationaal zijn. Waarom vechten we tegen Lissabon? Daar vond ik toen niets van terug. Iedereen is voor vrede, iedereen is voor democratie. Ook Janmaat is voor democratie. Democratie is zo’n verdomd makkelijk woord. Je kan het overal inpassen want wat is nou eigenlijk democratie? De Centrum-Democraten? Democraten 66? Democratie is een partijbelang.
Sport
Natuurlijk zijn we niet opgehouden met de politiek. Die hebben we gewoon praktisch voortgezet zoals het hoort. Mijn vrouw en ik handbalden allebei graag en zodoende hebben we veel voor sportorganisaties gedaan. Ik was lid van het bestuur en competitieleider, en mijn vrouw zat in de Utrechtse Sportraad, wat een echte baan werd. Ze heeft altijd veel inspraak gehad in de gemeenteraad voor advies. Ook waren we lid van een skivereniging wat toen een behoorlijk elitaire aangelegenheid was. Niemand daar had op een vergadering ooit gevraagd hoe het zat met de subsidies die ze kregen en of die wel goed werden besteed. Eerst probeerden ze mij van het kastje naar de muur te sturen, maar door onze kennis konden ze niet om ons heen. Het is wel belastinggeld waar het om gaat; daar moet je zorgvuldig mee omgaan. Je moet weten wat er met het geld van de samenleving gebeurt, of je nu rijk of arm bent. Het is belangrijk dat je weet wat er gebeurt in de maatschappij. We hebben dan ook altijd onze politieke ideeën naar voren gebracht, mensen erop gewezen dat bepaalde problemen niet op zichzelf staan, maar samenhangen.
“Ik heet Russisch”
Mijn vrouw en ik hebben elkaar ontmoet in het ANJV. Haar ouders zaten in de illegaliteit. Haar vader was CPN-kader en een van de organisatoren van de Februaristaking. Hij is opgepakt en ter dood veroordeeld, maar ook de nazi’s maken wel eens foutjes. Hij is niet gefusilleerd zoals veel van zijn kameraden, maar kwam in Dachau terecht. Dat heeft hij wonder boven wonder overleefd. Ze zag haar vader dus bijna de hele oorlog niet. Haar moeder was koerier, dus die was ook bijna altijd weg, dan hier, dan daar. Soms kwam ze terug en moesten ze weer vluchten. Ze was zes toen de oorlog uitbrak en op zo’n jonge leeftijd werd ze ook opgepakt en verhoord door de Gestapo die wilde weten waar haar ouders waren. Op de vlucht kwam ze met haar moeder steeds in kleine donkere kamertjes terecht en daar heeft ze iets aan over gehouden. Deze huiskamer is eigenlijk veel kleiner, maar we hebben de muur er uitgesloopt. Mijn vrouw had een soort vervolgingsfobie; ze moest altijd een uitweg in het zicht hebben, anders voelde ze zich niet goed. Ze heeft ook nog ondergedoken gezeten in Bilthoven met Dunya Breur, toen nog een peuter, die later schrijfster zou worden. Ze zei steeds: “Ik heet Dunya. Ik heet Russisch”.
Mijn vrouw en ik gingen eerst samenwonen wat in die tijd erg ongewoon was, maar daar hadden we maling aan. Toen zei ze al geinend: “Als we een dochter krijgen dan noemen we haar Dunya”. Toen ze zwanger werd heb ik bij het gemeentehuis geïnformeerd of die naam mocht. Dat mocht alleen als ik kon bewijzen dat er iemand was die dezelfde naam gebruikte. Het enige dat ik wist was dat Dunya in de oorlog in de gevangenis was geboren. Tien minuten na de geboorte werd ik gebeld door het gemeentehuis dat ik de naam mocht gebruiken; dat kwam uit want het was een dochter!
Kind van de oorlog, kind van de rekening
Die twee hebben elkaar ook wel eens ontmoet, maar zoals zoveel kinderen van verzetsmensen zat ze op een dwaalspoor. Mijn onderbuurman bijvoorbeeld. Zijn vader is in Mauthausen vermoord. Ik heb hem vaak genoeg aangeboden om hulp voor hem te regelen. Meestal stemt hij toe, maar even later trekt hij dat dan weer in. Toch gaat hij eenmaal per jaar met het Mauthausencomité naar Mauthausen. Dan komt hij helemaal gebroken terug.
AFVN
Zo zijn mijn vrouw en ik ook betrokken geraakt bij de AFVN. Mijn schoonouders waren daar al lid van net als Celine van der Hoek en Henk en Ali van Luttikhuizen. Mensen die er net over dachten als wij, waar wij ons mee verbonden voelden. We zijn dan ook regelmatig in Oost-Europa geweest, al wilde mijn vrouw niet mee omdat ze niet tegen de verhalen kon die dan loskwamen bij haar ouders. We zijn er wel samen geweest, dat vond ze belangrijk, maar ze was iemand die dat soort dingen in haar eentje moest verwerken. Daar kun je alleen maar respect voor hebben.
Een vakantie in Oostenrijk gaf ons een aanleiding om actief te worden in de AFVN. We zaten daar op een bankje in een park en er kwam een stelletje naast ons zitten. De vrouw vroeg aan ons of we Nederlanders waren, dat dacht ze te horen. Ze was een Joodse uit Polen en werd heel erg boos omdat ze had gehoord dat de Drie van Breda waren vrijgelaten. Zij had ook in een kamp gezeten. Dat werd mijn eerste bijdrage aan ‘de antifascist’ en zo is het verder gegaan. De AFVN is aangesloten bij de FIR en toen ene Harmsen naar de FIR ging, werd besloten dat ik voorzitter moest worden. Zo ging dat toen.
De FIR en de AFVN zijn nog steeds erg belangrijk, kijk maar naar de wereldwijde ontwikkelingen. De toename van de kapitalistische oorlogskrachten en de bloei van het neofascisme. De situatie in Irak, Afghanistan en Iran zorgen ervoor dat de FIR belangrijk blijft. Ik vind het ook zonde dat twee andere organisaties niets meer van zich laten horen of kunnen laten horen. Maar op het laatste congres van de FIR in Berlijn (afgelopen november) waren weer meerdeelnemers van de vorige malen, ook veel jongeren. Daarover ben ik verheugd ondanks het afvallen van de andere organisaties.
NCPN
Wij zijn nooit lid geworden van de NCPN, al steunden we ze wel waar we konden. Je blijft toch communist. We hebben na lang en diep te discussiëren besloten uit de CPN te stappen en hebben ook heel erg lang erover nagedacht om bij de NCPN te gaan. Maar omdat we al zoveel hadden meegemaakt met de CPN. Ik lees wel Manifest en Voorwaarts! en help ze waar ik kan, maar we zijn nooit lid geworden. Niet dat we bang waren of zo! Wij zijn nergens bang voor, we hebben al zoveel meegemaakt.
BVD
Of ik ervaringen heb met de BVD? O god, ik pak eerst wat water (jenever – red). Nou, als voorbeeld: vlak na de Wende zat ik thuis met mijn vrouw. Zij was aan het strijken toen er opeens werd aangebeld. Mijn vrouw gaat naar de deur en komt even later terug en zegt: “Joop, ik heb hier iemand van de BVD voor je”. Ze liet hem binnen en ging verder met strijken. Ik zeg tegen de man: “Leuk dat u er bent. U komt zeker iets vragen over het neofascisme”. “Nee”, zei de man, “Dat is niet mijn afdeling”. Toen vroeg ik hem om zijn legitimering en die zak gaf het mij ook nog. Hij zei toen dat ik toch wel heel erg veel in de DDR was geweest. Dat klopte. Het werd een heel verhoor waar ik wel om moest lachen. Hij vroeg bijvoorbeeld of ik wel eens mensen van de Stasi had ontvangen. Tsja, wat moet je daar nou op zeggen? Dat weet ik toch niet, je denkt toch niet dat die mensen met een speldje van de Stasi op hun borst liepen! Nee, dat dacht hij ook niet. Of ze me wel eens hadden gevraagd naar bepaalde inlichtingen. Nu, steeds als ik terugkwam uit de DDR met de auto of met de trein dan werd ik altijd aangehouden en helemaal doorzocht. Ze zullen alles toch wel weten zo langzamerhand? Maar wierp hij op: “U hebt ook een boek overhandigd (een verslag van de vredesconferentie van Kopenhagen in 1986) aan een Oost-Duitse gemeente”. Dat klopte. Wat is er zo gevaarlijk aan dat boek? Hij wilde weten hoe die mensen reageerden. “Ja, heel gelukkig”, zei ik. Dat vond hij maar vreemd. Ik kwam er later achter dat ik niet de enige was die werd verhoord. Maar het ging maar door en door. Totdat Zus (bijnaam van zijn vrouw) ophield met strijken en naar de voordeur liep. Ze deed hem open, kwam terug en zei tegen die kerel: “En nu donder je op en als je niet vrijwillig gaat, dan sodemieter ik je over de reling heen want waar jij mee bezig bent dat is niets anders dan hoe de SD het deed. De tijden zijn niet veranderd!” Hij stond verschrikt op en wilde gaan toen ik nog tegen hem zei: “En doe me een lol en luister mijn telefoon niet af!” “Maar meneer, dat doen we helemaal niet”. Nu had ik zelf de nazi’s afgeluisterd in de oorlog, dus hij hoeft mij niet te vertellen over de praktijken en de technieken van het afluisteren. Ik denk niet dat ik nu nog word afgeluisterd, al zijn de technieken natuurlijk veranderd. Al was het wel zo, het zal me een worst wezen. Ik heb mijn dossier ook nooit opgevraagd bij de AIVD want wat er in staat weet ik toch zelf het beste. En de echt interessante dingen worden toch niet openbaar gemaakt.
CJBoodschap
Tegen de CJB wil ik zeggen dat jullie door moeten gaan op dezelfde weg, maar maak de politiek in je geschriften niet te moeilijk. De verhalen van Marx, ik vind ze prachtig, maar in hoeverre zijn de leden daarin geïnteresseerd? De mensen die net twijfelen kun je daar mee afschrikken. Zorg ook voor scholingen, niet alleen via Voorwaarts!, wat ik overigens een puik blad vind (bloos – red). Zoals dat weekend dat jullie laatst hebben georganiseerd. Dat is belangrijk. Toen ik in 1944/45 mijn eerste scholingen kreeg, was dat heel erg belangrijk voor mij.