Elke 2,5 jaar worden er in Cuba vrije democratische verkiezingen gehouden, iets wat veel mensen niet weten. Het grote verschil tussen verkiezingen hier en in het westen is dat men hier op personen stemt en niet op een partij, het volk kiest de kandidaten en niet de partij, het volk kiest alle delen van het machtsapparaat.
Martin Hardenbol
Het kiesstelsel functioneert als volgt: op elk niveau worden kiescommissies gevormd: nationaal, provinciaal, gemeentelijk en per kiesdistrict. Deze commissies worden samengesteld door vertegenwoordigers van alle politieke organisaties: de partij, de jeugd (UJC), de vrouwen (FMC), de vakbonden, de wijkcomités (CDR), de studenten (FEU, FEEM), de boeren, de massa…Een kiesdistrict telt nooit meer dan 2000 kiezers, en in landelijke streken soms bijvoorbeeld maar 500. Op het niveau van de districten zijn er bijeenkomsten waar de lijst van kandidaten uiteindelijk wordt vastgelegd. De bevolking kiest hier de kandidaten die ze wil, die ze kent en die in de wijk zelf wonen. Ieder district heeft één afgevaardigde die verkozen wordt uit de lijst van minstens twee en maximum acht kandidaten. Van iedere kandidaat wordt een foto gemaakt van dezelfde grootte en kwaliteit, die samen met een biografie wordt uitgehangen in de wijk, de bedrijven en kantoren, de winkels en op alle makkelijk toegankelijke plaatsen, zodat iedereen weet wie de kandidaat is en wat hij of zij al gepresteerd heeft. De stemming is vrij, geheim en rechtstreeks en de pioniers oefenen toezicht uit op het verloop van de verkiezingen. De massaorganisaties moedigen de bevolking aan te gaan stemmen. Dezelfde procedure wordt gevolgd op de hogere niveau’s: een kiescommissie wordt samengesteld, een kandidatenlijst opgemaakt en geheime verkiezingen georganiseerd waarbij een eenvoudige meerderheid voldoende is. Door de gemeente wordt zo de provincieraad verkozen (1 provincielid per 10.000 inwoners). Meer dan de helt van de provincieraad wordt op die manier samengesteld; andere kandidaten worden voorgedragen op basis van hun technische capaciteiten, hun toewijding aan de maatschappij en hun persoonlijkheid. De nationale vergadering is verkozen door gemeenteraadsleden: voor elke 20.000 inwoners van de gemeente kiezen ze één nationale afgevaardigde. Deze nationale verkozenen zijn verplicht eenmaal per week zitdag te houden voor hun kiezers en tweemaal per jaar verantwoording af te leggen.
In Cuba neemt het volk deel aan het leven van het land, aan de activiteiten en de beslissingen van de regering zoals dat nergens elders gebeurt. Zij discussiëren over de politiek van het land op alle congressen van arbeiders, op alle congressen van vrouwen, op alle CDR –vergaderingen (Comités voor de verdediging van de revolutie), op alle vergaderingen van leerlingen van het secundair onderwijs, op alle congressen van universiteiten, boeren of massa-organisaties. Er is vrijwel geen enkel politiek onderwerp dat er niet besproken wordt. Dat komt in geen ander land voor. De leiding van de partij en de regering bespreken alle belangrijke problemen met al die organisaties. De kiezers hebben ook ten allen tijde het recht iemand tot de orde te roepen en af te zetten en de verkozene heeft de plicht verantwoording over zijn activiteiten af te leggen. De macht wordt immers altijd uitgeoefend door een segment van de bevolking: in het kapitalisme zijn het de economische machten en in het socialisme zijn het de werkers.De grondwet, die in 1976 tot stand werd gebracht om de rechtstreekse inbreng van het volk in de staatszaken te realiseren, voorziet de samenstelling en werking van de hoogste staatsorganen als volgt:
* De Nationale Vergadering is het hoogste orgaan en telt 499 afgevaardigden.
* De Staatsraad wordt verkozen door de Nationale Vergadering en neemt de dagelijkse leiding waar. Hij vertegenwoordigt de Cubaanse staat op nationaal en internationaal vlak en bestaat uit 31 leden. De voorzitter van de Staatsraad is tegelijk staatschef en regeringsleider.
* De ministers van de Ministerraad worden voorgedragen door de voorzitter van de Staatsraad. De Ministerraad is het hoogste uitvoerend en administratief orgaan en vormt de regering van de Republiek. De leden van het hoogste gerechtshof worden verkozen.
* 16 permanente werkcommissies bereiden het wetgevend werk voor; de leden ervan worden eveneens verkozen. Cuba heeft 14 provincies, 169 gemeenten en 14.000 kiesdistricten.
Fidel Castro over zijn rol/positie (toen hij nog president was): “Ik heb verschillende functies uitgeoefend. In het begin had ik er geen en ik hoopte er nooit te krijgen,tot er zich zware moeilijkheden voordeden. Alles was verlamd en men verlangde dat ik eerste minister werd. Ik wilde geen president zijn, deze titel lijkt me niet te liggen. Niemand noemt me president, iedereen noemt me Fidel en dat gaat men mij toch niet af-nemen. Ik ben net zoals de andere burgers, maar niemand begrijpt dat. Zij denken dat ik een almachtig man ben, die in een kristallen bol leeft, een god op de Olympus. In ons land is er geen presidentieel systeem, het is een collectief presidentschap net zoals de leiding van de partij collectief is. Ik ben lange tijd eerste minister geweest, er was een andere president. De nieuwe grondwet heeft me president gemaakt omdat ze de post van president van de staatsraad invoerde, die tegelijkertijd hoofd van de regering is. Ik kan niet zoals de andere staatshoofden, iemand gratie verlenen. Nee, ik moet de staatsraad samenroepen en aan ieder van de leden advies vragen om iemand gratie te kunnen verlenen. Ik kan geen ambassadeur benoemen, het is de staatsraad die dat doet. Ik kan geen ministers benoemen, nee, ik kan niet één minister benoemen. Het is de staatsraad die de ministers benoemt; hij moet een decreet uitvaardigen met de medewerking van allen. Dit betekent niet dat ik geen macht heb, dat ik geen invloed heb, dat ik geen gewicht in de schaal leg in het leven van het land. Wat ik doe is praten; ik geef geen bevelen, ik praat en ik overtuig de mensen. Ik doe hen begrijpen wat er gedaan moet worden. Ik kan overtuigen maar ik kan geen decreten uitvaardigen. Ik doe een aantal zaken maar ik benoem geen ambassadeurs, geen departementshoofden, geen chefs voor de leiding van de staat. Voor dit alles bestaat er een mechanisme, een formule; er zijn politieke kaders, men bestudeert, men analyseert elk geval.”