Redactie Manifest

Trekkers op de snelwegen, brandende hooibalen en gier in de straat bij de woning van de verantwoordelijke minister. De kaart waarmee ze wilde schetsen hoeveel stikstofreductie waar nodig is, heeft veel boeren in ons land op de been gebracht. De burgerij schrikt enerzijds van de vorm die het protest aanneemt, en toont anderzijds begrip voor de onrust.

Als je de verschillende geluiden in interviews met deze boze boeren hoort en leest, kun je daar het volgende uit concluderen. Zij zien met dit krimpscenario hun voortbestaan bedreigd, en door hun persoonlijke verbondenheid met hun onderneming soms ook die van hun kinderen. Volgens sommigen van de woordvoerders is de boerenrepubliek in oorlog met de staat der Nederlanden. Ze willen af van onbegrijpelijke theorieën, ingewikkelde administratie en de bemoeienis van de politieke elite met hun bedrijfsvoering. Maar ze willen vooral ook respect en erkenning voor het feit dat ze zorgen voor de voedselvoorziening, meegegaan zijn met technische vernieuwingen, en bijdragen aan de groei van de economie, in plaats van beschouwd te worden als onverantwoordelijke opwarmers van de aarde.

Reactionaire partijen als FvD, PVV en JA21 lopen voorop om de onvrede onder de bevolking van ons platteland te kanaliseren naar hun conservatief nationalistische agenda. Zij maken de boeren wijs dat er geen stikstofdepositieprobleem bestaat en dat het slechts is te doen om akkerland voor woningbouw beschikbaar te maken, mede om migranten en asielzoekers te huisvesten. Op dit sentiment – en dankzij een kamerlid dat jarenlange ervaring heeft in pr – groeit ook de populistische CDA-splinter BBB.
Dit is een gevaarlijke tendens die geen oplossing biedt voor het werkelijk bestaande probleem een evenwicht te vinden tussen agrarische (en overigens niet alleen agrarische) productie en een leefbare wereld.
Zij steunen het idee dat de boeren de problemen zelf kunnen oplossen en voeden wantrouwen tegen de overheid: die moet niet al die regels opleggen.
Maar ze vergeten te noemen dat de boeren onderdeel zijn van een keten en overgeleverd zijn aan de kapitalistische markteconomie.

Zelfs de burgerlijke partijen geven met hun halfslachtige pogingen iets aan de roofbouw op ons natuurlijk milieu te doen, nu eindelijk feitelijk toe dat het kapitalistisch economisch model tegen haar fysieke grenzen aanloopt. Maar is niet in staat tot een werkelijke oplossing te komen.

Opeenvolgende regeringen hebben geweigerd om een samenhangend landbouw- en milieubeleid te ontwikkelen, en daarin democratische inspraak van alle belanghebbenden te organiseren. Dit kunnen ze ook niet omdat men vasthoudt aan het liberale dogma dat privébezit en het persoonlijk verdienmodel boven alles stelt. Maar ze kunnen dit ook niet door de burgerlijke neiging om problemen niet in hun dialectische samenhang te onderzoeken, doch als losstaande uitdaging proberen snel een overzichtelijke ‘oplossing’ te definiëren die in een wettekst vervat kan worden.

Van het gesprek tussen de regering en vertegenwoordigers van de boerenorganisaties is dus weinig tot niets te verwachten. De oplossing ligt in een maatschappijkritisch debat over in wat voor samenleving we willen leven en wat daarvoor nodig is. Je hoort ook wel geluiden van boeren die best wel willen meedenken over oplossing van dit vraagstuk. Ze geven daarbij vooral aan niet te weten waar ze aan toe zijn, en geen idee te hebben wat de oplossingsrichting kan zijn. Een deel van hun woede komt door frustratie over een onsamenhangend landbouwbeleid.

Tegelijkertijd zijn de problemen ook een resultaat van het beleid dat de afgelopen decennia werd gevoerd. Met enorme subsidies, en protectionistische maatregelen en vrijhandelsverdragen waarborgt het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU de belangen van de grote monopolies, door het veiligstellen van goedkope agrarische grondstoffen voor de monopolies in de verwerkende industrie en de handel. Daarmee probeert het Europees kapitaal haar positie te versterken als exporteur van agrarische producten tegenover concurrerende blokken (mede met de bekende dumpingpraktijken die de boeren in andere werelddelen parten spelen). De Nederlandse agrarische sector is dan ook sterk verweven met internationale markten. Een groot deel van de veeteelt, melkveehouderij en andere agrarische sectoren zijn bedoeld voor export.

Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU heeft de concentratie van grond en kapitaal in de landbouw op enorme schaal bevorderd. Een steeds groter gedeelte van de agrarische productie vindt plaats in grote kapitalistische landbouwbedrijven. De dupe van dit beleid zijn in de eerste plaats de relatief kleine boerenbedrijven, die klem zitten tussen de schulden bij de banken en de marktmacht van multinationals als Campina en Ahold Delhaize.

Wat ons betreft ligt de oplossing in de gezamenlijke strijd voor een leefbare samenleving die rekening houdt met wat de mensen de rest van de natuur duurzaam aankan, zodat de generaties na ons ook nog een leefbaar milieu hebben. Boerenland is ook bewerkte natuur en er zijn best harmonieuzere productiemethoden te bedenken dan de roofbouw die de eenzijdige focus op productieverhoging en de industrialisatie van de agricultuur veroorzaakt. Ook zal in verband met de vervuiling die transport veroorzaakt, gewerkt moeten worden aan kortere lijnen tussen productie en consumptie. Waarbij democratisch en collectief wordt besloten wat er waar geproduceerd wordt. Ook in de voedselproductie, waarbij dat besluit planmatig wordt uitgevoerd.

Daar is een revolutionaire verandering van het politiek-economische systeem voor nodig, omdat we dit probleem niet kunnen oplossen als we het overlaten aan de individuele, op korte termijn eigenbelang gebaseerde beslissing van ‘vrije’ ondernemers. Het vereist een maatschappij waarbij niet de winsten van de monopolies centraal staan, maar waar de agrarische sector gericht is op het vervullen van de behoeften van de bevolking. Ook hiervoor kan alleen het socialisme-communisme de voorwaarden scheppen om dit gezamenlijk aan te pakken.

Ook de relatief kleine boeren moeten daarvoor als bondgenoot van de arbeidersklasse gewonnen worden. Omdat veel boeren ideologisch meer verbondenheid voelen met de kleinburgerij (ondernemers), is dit wel een uitdaging.

Dit artikel is overgenomen uit Manifest 5 – 2022