Armando

De campagne voor een hoger minimumloon van de FNV, Voor14, gaat verder als Voor16. De lonen hebben de afgelopen jaren namelijk niet stilgestaan, en de prijzen nog minder. Zeker de tien procent inflatie van vorig jaar deed pijn. Omdat de cao-lonen dat jaar amper stegen, daalde de koopkracht van arbeiders gemiddeld met 6,2 procent. Pas in de eerste helft van dit jaar wist een serieuze vakbondsstrijd het tij enigszins te keren: ten opzichte van een jaar eerder stegen de gemiddelde prijzen en cao-lonen allebei met precies 5,7 procent, waardoor de koopkracht gelijk bleef (cijfers: CBS). Het verlies van de eerdere inflatie is daarmee echter bij lange na niet ingehaald.

Dat blijkt ook uit de berekeningen van het Centraal Planbureau, die verwachten dat het aantal mensen in armoede volgend jaar stijgt van 815.000 naar bijna één miljoen. Mede daarom stelt de FNV dat het noodzakelijk is om een hoger minimumloon te hebben, dat met de andere lonen meestijgt: de bond eist dat het wordt vastgesteld op zestig procent van het mediaanloon. Dat bruto mediaanloon was volgens de CBS in 2021 omgerekend zo’n €3.258 per maand, wat betekent dat 50 procent van de werkers minder dan €3.258 euro verdient, de andere helft meer. Zestig procent van dat bedrag kwam in 2019, bij het begin van de campagne, neer op een uurloon van veertien euro, en inmiddels op zestien euro.

De campagne Voor14 was verrassend. De toon was strijdbaar, durfde het graaien van aandeelhouders en CEO’s aan te kaarten en sprak zich expliciet uit tegen het seksisme en racisme dat werkers onderdrukt en verdeelt. Daarbij benadrukte de campagne dat een hoger minimumloon ook telt (en moet blijven tellen) voor werkloze en gepensioneerde arbeiders, en dat een stijging van het minimumloon de onderhandelingspositie versterkt van iedereen die daar al rond of boven verdient. Zo was de strijd Voor14 in potentie er een voor én door de gehele werkende klasse. Om al deze redenen leverden veel partijgenoten en CJB’ers een actieve bijdrage in de verschillende lokale groepen.

In de praktijk kwam de campagne natuurlijk ook uitdagingen tegen. Zo werden activisten van Voor14 op het matje geroepen nadat zij zich uitspraken tegen Zwarte Piet, een teken dat de strijd tegen racisme nog geen vanzelfsprekendheid is binnen de vakbond. Wat in het algemeen niet hielp was dat lokale organisatoren, op de momenten dat aansturing vanuit de bond ontbrak, pas wat te horen kregen op het moment dat ze iets fout zouden doen. Ook bleef de campagne vaak beperkt tot het winnen van steun vanuit burgerlijke partijen en de opname van veertien euro minimumloon in verkiezingsprogramma’s. Ten dele lukte dat, maar nadat de FNV na de verkiezingen in 2021 haar focus verschoof, bleef van de lokale groepen weinig over.

Nu de campagne onder de naam Voor16 nieuw leven wordt ingeblazen, wordt de grote uitdaging om de strijd op straat en in de buurten, het zogenaamde community organizing en het politieke werk, te verbinden met de strijd op de werkvloer. De strijd voor een hoger minimumloon is, zoals hierboven genoemd, bij uitstek een strijd voor de gehele werkende klasse. Het is daarom van belang dat de eis voor zestien euro wordt gedragen door de hele vakbond, zodat de beweging voor een hoger minimumloon haar uiting vindt in elke cao-onderhandeling of staking. Andersom is het van belang dat de groepen van Voor16, die hopelijk in verschillende steden weer actief zullen worden, de politieke strijd ook een concrete invulling geven. Bijvoorbeeld door aanwezig te zijn bij de cao-strijd in bedrijven en sectoren met veel mensen die onder de zestien euro per uur verdienen, of waar nodig door het initiatief te nemen om onleefbare lonen aan te kaarten om zo de strijd op die werkplek aan te wakkeren.

Daarvoor is het van belang dat de campagne inzet op de lange termijn, zodat de beweging op straat en die op de werkvloer elkaar kunnen versterken. Dan kan Voor16 de verbindende factor zijn die de strijd in verschillende bedrijven en sectoren naar een hoger niveau tilt, zodat werkenden uit ervaring leren dat de strijd voor haar eigen belangen een strijd voor haar hele klasse is. Want één vinger kan misschien gebroken worden, maar vijf vingers maken een vuist.