Tula Boni

Op 8 december is het veertig jaar geleden dat de Decembermoorden in Suriname plaatsvonden: zestien critici van de militaire dictatuur onder leiding van Desi Bouterse werden gearresteerd. Vijftien van hen werden vermoord, waaronder vakbondsleiders Cyrill Daal en Lesley Rahman, en communist Bram Behr. Enkel vakbondsleider Fred Derby overleefde de moordpartij. Dit jaar was het politiek bijzonder onrustig in Suriname, met veel protesten tegen de huidige regering. Hoog tijd dus om dieper in te gaan op de geschiedenis van klassenstrijd Suriname en welke rol de Decembermoorden hierin speelden.

Om de impact van de Decembermoorden te begrijpen is het belangrijk om de voorgeschiedenis te kennen, maar dat valt niet mee. In de Nederlandse media werd namelijk enkel bericht over de moorden zelf en de militairen die de macht grepen in 1980, zonder enige context te geven over de achtergrond. Het koloniale en imperialistische systeem en de misdadige rol die de Nederlandse staat speelde in deze geschiedenis, werden daarmee onder het tapijt geveegd. Er is weliswaar steeds meer aandacht voor het slavernijverleden, maar ook de periode daarna was een periode van enerzijds onderdrukking en moord, maar anderzijds ook georganiseerd verzet vanuit de arbeidersklasse en arme boeren.

Klassenstrijd in de kolonie

Met de opkomst van politieke partijen in Suriname na WOII pretendeerde de Nederlandse regering maar al te graag alsof Suriname en de Nederlandse Antillen onafhankelijke landen waren, met een eigen bestuur. Maar de werkelijkheid was dat het Nederlands kapitaal nog altijd een vette vinger in de pap had. De Communistische Partij van Nederland (CPN), die vanaf haar oprichting consequent tegen het kolonialisme en imperialisme streed, bekritiseerde de houding van de Nederlandse regering dan ook continu in de Tweede Kamer.

Na de Tweede Wereldoorlog komen in Suriname voor het eerst politieke partijen op. Deze richtten vooral op het winnen van steun bij verschillende etnische groepen in Suriname. Het Marxistisch-Leninistisch Centrum Suriname, dat in 1973 werd opgericht als voorloper van de Communistische Partij van Suriname duidde deze ontwikkeling als volgt:

“Bij de formatie van de politieke partijen werd de kolonialistiese verdeel- en heerspolitiek ook doorgedrukt. Er kwamen partijen op basis van gevestigde etniese groeperingen. Het hoofddoel van deze, niet op ideologiese grondslag gebaseerde, ‘politieke partijen’ is het huidige kapitalistiese systeem in stand houden, en het volk misbruiken en misleiden.”

Geen van de Surinaamse politieke partijen kon daarom richting geven aan de strijd van de Surinaamse arbeidersklasse en boeren. Desondanks waren er wel politieke partijen die stonden voor de onafhankelijkheid van Suriname. Hieronder valt overigens niet de huidige regeringspartij van Suriname de VHP. Zij waren tegen de onafhankelijkheid van Suriname.

Mede door de industrialisatie, die vanaf de jaren ‘40 was ingezet, ontwikkelde de Surinaamse arbeidersklasse zich. Daardoor konden de vakbonden zich ontwikkelen, die de arbeidersklasse niet op basis van etniciteit organiseerden, maar op klasse. In de jaren ’60 namen de conflicten tussen de kapitalisten en arbeiders toe. In 1969 leidde dit zelfs tot de val van de regering door een politieke staking. Door dit soort acties wisten de vakbonden tussen 1965 en 1975 veel druk te zetten op de politiek. Zij vertegenwoordigden de belangen van de bevolking beter dan de politieke partijen, mede door het feit dat de vakbonden niet op basis van etniciteit waren en zijn georganiseerd.

De ontwikkeling van de arbeidersbeweging leidde in 1973 tot de oprichting van de Communistische Partij van Suriname (KPS), als opvolger van het eerdergenoemde Marxistisch-Leninistisch Centrum van Suriname. Hoewel de KPS zich oriënteerde op bepaalde radicalistische standpunten, was het wel een belangrijke ontwikkeling voor Surinaamse arbeidersbeweging. Vanuit Nederland ontving het steun vanuit het Landelijk Overleg van Surinaamse Organisaties in Nederland, een strijdorganisatie van Surinaamse arbeiders in Nederland.

Journalist Bram Behr, waarvan zo vaak wordt verzwegen dat hij meerdere communistische bladen oprichtte en ook voor deze schreef, werd in de leiding van de KPS verkozen. Hij nam ook actief deel aan de klassenstrijd door als woordvoerder optreden bij acties van de Surinaamse arbeidersklasse in Suriname. Zoals in 1979, toen een bedrijf weigerde een vakbond te erkennen onder het mom van de destijds geldende arbeidswet. Behr sprak duidelijke taal: “Wij zullen tegenover deze manipulatie van wetten, wetten van de klassestrijd plaatsen die met revolutionair vuur einde zullen maken aan de meedogenloze uitbuiting van de arbeidersklasse.”

Misère onder de militaire dictatuur

Op 25 november 1975 is het zo ver, Suriname wordt eindelijk onafhankelijk. Echter, de Nederlandse bourgeoisie anticipeerde hierop door hun economische belangen in Suriname veilig te stellen. Dit is terug te zien in de ontwikkelingshulp die Suriname ontving, op dat moment per hoofd van de bevolking de hoogste ter wereld. Niettemin leefde de bevolking in misère, en dat bleef ook zo na de onafhankelijkheid van Suriname. Het geld kwam duidelijk niet terecht waar het zo hard nodig was.

Toen de militairen op 25 februari 1980 de macht overnamen tijdens de Sergeantencoup, werden zij daarom niet meteen negatief ontvangen door de bevolking of de arbeidersbeweging in Suriname. Mensen hoopten dat de militairen een einde zouden kunnen maken aan de misère. Ook erkende het militaire regime vrijheidsstrijder en communist Anton de Kom als een nationale held. De universiteit in Paramaribo werd naar hem vernoemd en zijn gezicht werd op geld afgebeeld. Het nieuwe regime haalde banden aan met o.a. Cuba en Grenada, waar de New JEWEL Movement met Maurice Bishop hard aan de weg timmerde.

Echter, binnen de militaire regering zelf heersten verschillende ideeën over hoe het land geleid moest worden. Daarbij baseerden ze zich niet op de noden van de arbeidersklasse en boeren. Zonder politieke opvoeding, kan een militair een potentieel crimineel zijn. Dat stelde Thomas Sankara, de leider van de beweging die in 1983 de macht in Burkina Faso overnam en wel positieve veranderingen realiseerde, niet voor niets. De militairen in Suriname werden dan ook criminelen en onderdrukten, net als al hun politieke voorgangers, de arbeidersbeweging.

De bevolking begon zich te verzetten, aangezien verbeteringen uitbleven. Er werden grote stakingen georganiseerd, specifiek gericht tegen de militairen. In reactie daarop, nam het machtsmisbruik en de terreur van de militairen toe. Zij keerden zich snel tegen figuren die hun regime bekritiseerden, mensen zoals Behr. De journalist werd meerdere keren opgepakt, bijvoorbeeld omdat hij een brochure schreef over een brute moord op een landboer door de militairen in 1982, genaamd Terreur op Uitkijk. Behr kwam snel weer vrij, maar in december 1982 wordt hij opnieuw opgepakt. Ditmaal voor het laatst.

Samen met veertien anderen werd Behr in Fort Zeelandia geliquideerd, zogenaamd omdat zij plannen zouden hebben gemaakt om het militaire regime omver te werpen met buitenlandse hulp. De militairen stelden dat de gevangen waren gedood, omdat zij probeerden te ontsnappen tijdens een transport. Later onderzoek bevestigde dat dit niet het geval was, omdat de verwondingen van de slachtoffers duidelijk lieten zien dat zij gemarteld waren en opzettelijk waren doodgeschoten.

De militaire dictatuur bleef bestaan tot 1987, waarna Suriname weer een parlementaire democratie werd, mede dankzij acties van de georganiseerde arbeidersbeweging. De militairen deden in 1990 nog een poging de macht te grijpen, de zogenaamde Telefooncoup. Bij deze staatsgreep werd de regering naar huis gestuurd via een telefoongesprek. Als lafaards accepteerden de meeste vooraanstaande politici dit. Vakbondsleider Fred Derby, die als enige de moordpartij in 1982 overleefde, was één van de mensen die, gesteund door de vakbeweging en zijn politieke partij die niet in de regering zat, ervoor zorgde dat de militairen weer terugkeerden naar hun kazerne.

Leerzame geschiedenis

Voor de Surinaamse arbeidersklasse is het essentieel om te leren van haar lange geschiedenis van sociale strijd. Enkel zo kunnen de werkelijke oorzaken van de problemen van de Surinaamse arbeiders worden onthuld, en kunnen zij strijden voor een betere toekomst. Het Marxistische Leninistisch Centrum Suriname schreef het in 1973 al:

“Het huidige kapitalistiese systeem dient slechts ter meerdere glorie van een kleine minderheid van kapitalisten. Dit systeem is er een waarbij de niet-bezittende klasse verplicht en genoodzaakt is aan de bezittende klasse haar arbeidskracht te verkopen voor een loon dat net genoeg is om in leven te blijven. Dit systeem is er een waarbij de armen steeds armer worden en de rijken steeds rijker. Dit systeem is er een, dat nooit en dan ook nooit het volk naar glorie zal kunnen voeren, omdat het alleen maar in stand kan worden gehouden door bloed en zweet van de werkende klasse.

Wil het Surinaamse volk zich bevrijden van dit systeem, dan zal zij zelf de staatsmacht in handen moeten nemen. Het Surinaamse volk moet de staatsmacht aan de huidige machthebbers ontrukken. Daarvoor is er maar één weg mogelijk, en dat is de weg die het Marxisme-Leninisme aanwijst. De enige wetenschappelijke en objektieve theorie die de werkende mens van alle landen naar een betere wereld zal leiden.

Er zijn ons reeds vele volkeren voorgegaan. Vele volkeren hebben reeds op basis van het Marxisme-Leninisme de strijd aangebonden met de kapitalistiese gangsters, de uitbuiting, de onderdrukking en de vernedering. Vele volken hebben reeds de strijd naar een sukses gebracht en de staatsmacht zelf in handen genomen.”

Alleen via deze weg kan de Surinaamse arbeidersklasse zich bevrijden van de problemen die zij ervaart, als resultaat van het kolonialisme in het verleden, het kapitalisme en imperialisme in het heden. Aan rolmodellen uit de geschiedenis heeft Suriname daarbij geen gebrek: mensen zoals Anton de Kom, Fred Derby en Bram Behr. Zij staan symbool voor de kracht van de Surinaamse arbeidersklasse om zich met georganiseerde klassenstrijd te verzetten tegen onrecht en een betere wereld op te bouwen.

 

Bronnen:

‘Het Statuut: De koloniale status van Suriname en de taak van de Nederlandse arbeidersklasse’, Politiek en Cultuur, blz. 535-547. https://dnpprepo.ub.rug.nl/10328/65/CPN%20Politiek%20en%20Cultuur%20jrg-15%201955.pdf

‘Na drie eeuwen kolonialisme Suriname’s staatkundige onafhankelijkheid’, Politiek en Cultuur, blz. 284-294. https://dnpprepo.ub.rug.nl/10219/37/CPN%20Politiek%20en%20Cultuur%20jrg-35%201975.pdf

Onderdrukking en strijd in Suriname, blz. 17 (originele spelling).

  1. Campbell, Vakbeweging en Arbeidsverhoudingen in Suriname, blz. 222.

‘Direktie NAPCO weigert bond te erkennen’ (Paramaribo, 22-08-1979), Vrije Stem: onafhankelijk weekblad voor Suriname, p. 1. https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011187890:mpeg21:p001 (geraadpleegd op Delpher op 04-12-2022; originele spelling).

Ontwikkelingshulp, Neo-Kolonialisme, Nationale Vrijheidsstrijd, blz. 100.

  1. Marshall, De arbeiders zijn mij heilig, blz. 167-168.

Onderdrukking en strijd in Suriname, blz. 17 (originele spelling).