Op 25 februari 2007 werd in Amsterdam bij het monument de Dokwerker de Februaristaking van 1941 herdacht. Het slechte weer verhinderde niet dat enkele honderden mensen hun kransen legden aan de voet van het monument. Ook de CJB en NCPN waren aanwezig met kransen, met het opschrift: ‘Nooit weer fascisme’.

de Dokwerker

Kranslegging bij “de Dokwerker” op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam

Tientallen kransen van verschillende organisaties sierden de voet van het monument, afkomstig van verenigingen van oud-verzetsstrijders en verschillende maatschappelijke en politieke bewegingen. Bij het monument werd kort stilgestaan bij het waarom van de Februaristaking. De Communistische Partij van Nederland organiseerde de staking in solidariteit met de vervolgde joden, als protest tegen de nazi-bezetters in ons land.

Rode Zondag in teken Februaristaking
Na afloop van de herdenking organiseerde de NCPN op haar kantoor aan de Haarlemmerweg een afsluitende ‘Rode Zondag’ bijeenkomst. Daar sprak AFVN-voorzitster Celine van der Hoek uit eigen perspectief over het karakter van de fascistische bezetting, de gevolgen voor de gewone bevolking, maar ook over de rol en positie van de Nederlandse regering in de vooroorlogse periode (jaren 30) tegenover de nazi’s in Duitsland en de NSB in Nederland. Dat was een politiek waarin de communisten als groter gevaar werden behandeld dan de fascisten.

Celine, zelf (niet-praktiserend) joods, vertelde over haar persoonlijke belevingen. Hoe haar moeder en broer werden gearresteerd en gedeporteerd en hoe zij zelf meerdere malen verraden, maar ook uit handen van de nazi’s werd gered. Ze vertelde natuurlijk ook over haar eigen beleving van de Februaristaking, hoe de CPN opriep tot staken en zich als enige partij al vóór de oorlog verzette tegen het fascisme. Celine: “Men vroeg niet naar wie de staking organiseerde. Iedereen staakte gewoon.” Het was voor het merendeel van de mensen duidelijk dat er iets moest gebeuren. Het was de inmiddels illegale CPN die besloot daadwerkelijk actie te ondernemen.

Celine vertelde over haar deportatie naar ‘het oosten’, naar Auschwitz, in 1944 op 24-jarige leeftijd. Nummer A-25236 kreeg zij in haar arm getatoeëerd. Meerdere malen wist ze met geluk de selecties op Auschwitz en die van de beruchte dr. Mengele te doorstaan. Ze werd tewerk gesteld in een Skoda-fabriek, niet om auto’s te fabriceren, maar munitie. Daar gingen de geruchten al de ronde. Vluchtig werd daar gesproken en gefluisterd “Warschau”, “Aken”; de opmars van het Rode Leger.

Na de bevrijding terug in Nederland zat ze vol met anti-Duitse gevoelens. Een communist en vriend van de familie stelde haar voor aan een Duitse vrouw, die zich verzet had tegen het Hitler-fascisme. In 1949 is Celine, illegaal, naar Duitsland vertrokken om aan het conservatorium te studeren. Duitsland was bezet gebied en je mocht daar niet zomaar naartoe. In 1949 maakte zij daar nog de oprichting van de DDR mee.

Na het verhaal van Celine sprak ook Jan Groot uit Haarlem nog enkele woorden. Jan, inmiddels bijna 90, werd aan de vooravond van de staking door de CPN-leiding naar Hillegom gestuurd om van daaruit de volgende ochtend, samen met 4 andere kameraden, de staking in Haarlem en omstreken te ontketenen. Zonder morren legde ook in Haarlem iedereen het werk neer.

Celine: “Anti-Duits ben ik niet meer, maar antifascist blijf ik, mijn hele leven. Wat ze nu met Marokkanen en Turken doen, dat deden ze toen met joden. Het maakt niet uit of het nu joden of Marokkanen zijn. Dit mag niet weer gebeuren.”