Gebaseerd op hoofdstuk 25 uit het boek ‘Cien horas con Fidel, conversaciones con Ignacio Ramonet’, september 2006. Onderstaand artikel door Erwin Carpentier.

Ignacio Ramonet wijdt in zijn recente boek ‘Cien horas con Fidel’ een heel hoofdstuk aan de standpunten van Fidel Castro over de pers in Cuba en in de wereld. Een paar uittreksels uit Fidels pleidooi voor een kritische maar verantwoordelijke pers, over persvrijheid en manipulatie.

Ignacio Ramonet verwijst ter inleiding naar de indrukwekkende stapel persberichten die Fidel elke morgen doorneemt en zegt dat de indruk bestaat dat er in Cuba, ondanks haar uitstekende journalisten, weinig kritische informatie is over wat er in het land gebeurt.

Een revolutionaire pers

“Kijk”, zegt Fidel, “onze pers is niet in handen van de vijanden van de Revolutie, noch in die van agenten van de Verenigde Staten. Ze is in handen van revolutionairen. Onze pers is revolutionair, onze journalisten bij de kranten, de radio en de televisie zijn revolutionairen. (…) Elke organisatie heeft haar kranten, het zijn er tientallen, en ze zijn allemaal revolutionair.”
Ignacio laat echter niet af. “Als je die kranten leest of naar de radio luistert of televisie kijkt,” zegt hij, “krijg je de indruk dat alles goed gaat, dat er alleen maar successen en overwinningen zijn, dat er geen problemen zijn en iedereen tevreden is. Dat is een beetje raar, want ik kan mij inbeelden dat er binnen de Partij toch debatten worden gevoerd, dat er meningsverschillen zijn en dat er felle kritiek wordt geuit?”

Fidel: “Kijk, gedurende tamelijk lange tijd is er hier een tendens geweest om te veronderstellen dat kritische geluiden en het aanklagen van fouten in de kaart speelden van de vijand, dat ze de vijand en de contrarevolutionairen een handje hielpen. Soms is men bang om over iets te berichten omdat men denkt dat de vijand het zal misbruiken. We hebben ontdekt dat het werk van de persorganen een zeer belangrijke rol speelt in de strijd tegen negatieve dingen. We hebben de kritische geest aangemoedigd. We zijn er nu van overtuigd dat we een meer kritische geest moeten ontwikkelen. Ik heb het maximaal aangemoedigd omdat het een fundamentele factor is om ons systeem te verbeteren.

fidel1

Fidel – oud maar onverzettelijk

We beseffen dat er bezwaren zijn, maar we willen een verantwoordelijke kritiek. Ondanks de mogelijke gevolgen is alles beter dan het gebrek aan kritiek.

Het is duidelijk dat men zeer verantwoordelijk moet zijn bij het behandelen van de onderwerpen en dat we de vijand geen gevoelige informatie mogen geven die ze kan gebruiken voor haar plannen om de Revolutie te vernietigen. Dat maakt het werk van een revolutionair ook zo moeilijk.”

Persvrijheid of privébezit van de media?

“Betekent dit dat deze wens voor een verantwoordelijke kritiek zou kunnen leiden tot het toelaten van de persvrijheid die velen vragen?” vraagt Ignacio.

Fidel: “Als je onder persvrijheid verstaat dat de contrarevolutie en de vijanden van Cuba het recht krijgen om vrij te spreken en te schrijven tegen het socialisme en de Revolutie, om te belasteren, te liegen en geconditioneerde reflexen aan te leren, dan zeg ik je dat wij geen voorstander zijn van die soort ‘vrijheid’. Terwijl Cuba een door het Imperium geblokkeerd land is, slachtoffer van onaanvaardbare wetten als de wet Helms-Burton of de Cubaanse Aanpassingswet, een land dat de eigenste president van de Verenigde Staten bedreigt, kunnen wij deze ‘vrijheid’ niet toekennen aan de bondgenoten van onze vijanden die tegen de bestaansreden van het socialisme vechten.”
Ignacio: “Zouden een paar vrije media dan onverenigbaar zijn met de Revolutie?”

Fidel: “Waarover praat men in de ‘vrije’ media, wie komt er aan het woord? Wie schrijft er in? Het zijn de eigenaars van de kranten of televisiezenders die bepalen waarover men praat en schrijft. U weet dat goed genoeg. Men spreekt over de ‘vrijheid van meningsuiting’ maar in werkelijkheid gaat het om de fundamentele verdediging van het privé-eigendom van de massamedia.

Hier in Cuba, en ik zeg het je zonder omwegen, bestaat er geen privé-eigendom van die media. Maar alle verschillende massaorganisaties beschikken over hun eigen media: de studenten, de arbeiders, de vakbonden, de boeren, tot zelfs de militairen. Iedereen heeft zijn informatiekanaal en geloof me, ze hebben een grote vrijheid om te publiceren wat zij geschikt achten.

In plaats van vragen te stellen bij onze aanpak, die het resultaat en het gevolg is van meer dan veertig jaar verzet tegen onze machtige buur, zou het de moeite lonen om onze burgers te vragen of ze zich al of niet vrij voelen.”
“Maar er zijn toch buitenlandse tijdschriften die gecensureerd worden of niet verspreid worden in Cuba?” dringt Ignacio aan.

Fidel: “Kijk, er circuleren hier talrijke buitenlandse kranten, Noordamerikaanse en Europese. Belangrijke, ernstige kranten. We zijn daar veel toleranter voor dan men beweert. Je vindt ze in vele verkooppunten en ze zijn te koop tegen deviezen. Toeristen en iedere Cubaan met deviezen kunnen ze kopen en verspreiden. Dat is geen misdrijf. Niemand heeft hier schrik voor wat die bladen tegen de Revolutie kunnen zeggen, of voor de informatiekanalen zoals CNN, die velen zonder problemen kunnen ontvangen.

Maar wij kunnen onze middelen niet verspillen om die buitenlandse pers in te voeren.[2] We hebben andere prioriteiten: energie, voedsel, gezondheid. En het kan gebeuren dat we de verspreiding van deze of gene publicatie beperken wanneer het systematisch contrarevolutionaire campagnes tegen ons voert. Als het laster, leugens en vervalsingen verspreidt, als het probeert ons te verdelen en ongeregeldheden te veroorzaken. Dat laten we niet toe. Waarom zouden we hier een contrarevolutionaire krant toelaten? Want zij, die zo over de persvrijheid spreken, reppen als het hen niet goed uitkomt met geen woord over wat Cuba aanklaagt. U weet dat elk persorgaan een zekere lijn heeft, en het zijn de eigenaars van de media die deze lijn trekken, de ene met meer en de andere met minder vrijheid, hoewel er ook onmiskenbaar veel onafhankelijken zijn.”

Is Fidel tevreden met het kritische niveau van de informatie in Cuba?

Hij haalt naar eigen zeggen soms meer informatie uit de kranten dan wat de Partij of de staatsinstellingen hem toezenden! Maar hij vraagt zich ook af waar die beroemde kritische geest was van de massamedia die zijn opgetreden als propagandistische spreekbuizen van Bush in zijn oorlog tegen Irak.

Media, reclame en manipulatie

“De waarheid, de ethiek, wat het eerste recht of de eerste eigenschap van de mens zou moeten zijn, komt steeds minder aan bod in die media. Persberichten, radio, televisie, mobilofoons en internetpagina’s spuien elke minuut een vloedgolf informatie. Het is voor de burger niet gemakkelijk om de loop van de gebeurtenissen te volgen. De menselijke geest kan deze stortvloed van berichten nauwelijks volgen.

Aan die zogezegd vrije en kritische maar van de reclame afhankelijke informatiekanalen zeg ik: Waarom geven de sociale en politieke systemen die zij verdedigen zo’n fabelachtige sommen uit aan reclame? Wat zouden we niet allemaal kunnen doen met het miljard dollar dat nu voor reclame wordt verspild? Hier hebben we een land wiens BNP geen cent uittrekt voor reclame, noch in de kranten, noch op televisie of radio. Cuba geeft geen cent uit aan commerciële publiciteit.

Welke rol hebben de massamedia in de Verenigde Staten en vele andere plaatsen ter wereld jammer genoeg gespeeld? En ik val ze niet aan. Zij die, zoals u, de weerslag kennen die de massamedia hebben op de geesten van de mensen, kunnen begrijpen dat ze bij ons gebruikt worden om op te voeden, om waarden te scheppen. Ik heb, uit levenservaring, de innige overtuiging dat waarden in de ziel, het verstand en de harten van de mensen kunnen worden geplant.

Wij willen geenszins schijnheilig doen over de ‘vrijheid’ van de Europese pers. Wij dromen van een andere persvrijheid, in een opgeleid en geïnformeerd land, een land met een volledige, brede cultuur dat met de wereld kan communiceren. Zij die angst hebben voor het vrije denken, onderrichten het volk niet, ze steunen het niet, ze proberen niet dat het volk het hoogste culturele niveau bereikt; dat het een diepgaande politieke en historische kennis verwerft, dat het de zaken naar waarde weet te schatten, dat het vanuit het eigen denken tot besluiten komt. Om zelf te kunnen oordelen moet men beschikken over de nodige elementen hiertoe.

Geconditioneerde reflexen

De massamedia hebben sinds hun opkomst de geesten veroverd, niet alleen op basis van leugens, maar ook van geconditioneerde reflexen. Een leugen is nog iets anders dan een geconditioneerde reflex.

De leugen tast de kennis aan, maar de geconditioneerde reflex tast het denkvermogen aan. (…) En zo herhalen de onwetenden, de analfabeten, de armen en uitgebuitenen “het socialisme is slecht”. Zo leert men een papegaai spreken, doet men beren dansen en leert men respectvol buigen voor de leeuwen.

Ze leren de massa’s niet lezen en schrijven, ze geven elk jaar een miljard uit aan reclame om de meerderheid van de mensheid kaal te plukken. En ze veranderen de mensen in personen die blijkbaar zelfs geen denkvermogen bezitten, want ze laten hen producten consumeren, tien verschillende merken van hetzelfde, en ze belazeren hen, want het zijn niet de firma’s die dat miljard ophoesten maar wel zij die zich door de reclame laten misleiden om die producten aan te schaffen.

Ze kopen Palmolive, Colgate of Candano-zeep, omdat ze er honderden keren over hebben gehoord, omdat ze het verbinden met een mooi beeld en gehersenspoeld werden. Zij die het zo vaak over ‘hersenspoeling’ hebben kneden en spoelen het zodanig dat ze de mens zijn grootste troef afpakken: het denkvermogen.

Hebben ze het over de “vrijheid van meningsuiting” in landen met 20 tot 30 percent compleet analfabeten, en 50 functionele analfabeten? Volgens welk criterium, zelfs met welke middelen, vormen ze een mening, en waar? Zelfs al zijn er veel geletterde en verstandige mensen die een artikel willen publiceren, dan kunnen ze dat op geen enkele manier aan het licht brengen; ze worden genegeerd, verpletterd, gediscrediteerd. De grote media zijn verworden tot manipulatiewerktuigen.

Wij beschikken over dergelijke media, en we gebruiken ze om op te voeden, om de kennis van de burgers te vergroten. Deze instrumenten spelen een rol in de Revolutie, ze hebben een bewustzijn, concepten en waarden geschapen, en we hebben ze nog niet eens optimaal gebruikt. We weten wel waartoe ze in staat zijn, en we weten wat het sociale gebruik van deze media in de maatschappij kunnen teweegbrengen op het vlak van kennis, cultuur, levenskwaliteit en vrede.

Wij geloven het fabeltje niet dat de media in het Westen bedoeld zijn om waarden te scheppen van solidariteit, gevoelens van broederschap, een geest van rechtvaardigheid. Ze verdedigen de waarden van een systeem dat van nature egoïstisch en individualistisch is. Hoe beter een persoon is opgeleid, hoe beter hij begrijpt dat we de alsmaar ingewikkeldere problemen van deze wereld niet zullen oplossen met misleidende en irrationele maatschappijvormen.

Media en maatschappij

Ramonet: “De massamedia, in handen van de Staat, werden veel gebruikt om propaganda te verspreiden.”

Fidel: “Behalve om het volk op de hoogte te stellen van wat er in het land en de wereld gebeurt, willen wij deze media gebruiken om de kennis en het culturele niveau van het volk te verhogen, om te vechten tegen de leugen en om ten dienste te staan van de waarheid. Daarom creëren we ook nieuwe educatieve televisiezenders. Op die manier verspreidt het programma “Universiteit voor iedereen” programma’s voor taalonderricht en verscheidene andere materies, naast de schoolprogramma’s. In 2003 hebben we de derde schoolzender ingehuldigd, bestemd voor de opvoeding, en in 2004 zijn we met een vierde opleidingszender gestart. Televisie is iets fantastisch en een onderbenutte vorm om massaal kennis te verspreiden.

Het uitgebreide gebruik van audiovisuele media brengt ons in de fase van de massale verspreiding van informatie en kennis, niet om de geesten te vergiftigen of om propaganda te maken, niet opdat anderen voor ons zouden denken. Want dat is de vreselijk onterechte wijze waarop het gebeurt in de kapitalistische maatschappij: ze ontnemen de burger de keuze om na te denken, want ze denken voor hem en ze vertellen hem welke kleur hij moet dragen, of het een korte of een lange rok wordt, welke stof in de mode is, werkelijk alles wat hij moet doen, van ’s morgens vroeg tot hij gaat slapen, met inbegrip van het tandpastamerk waarmee hij zijn tanden moet poetsen tot de slaappil die hij moet nemen om rustig te slapen. Reclame is echte propaganda, en dikwijls misleidend en schadelijk. Niemand wil dat zijn kinderen, terwijl ze zich amuseren of ontspannen, leren alcohol drinken en junkfood eten, en dat ze geweld en absurde zaken moeten zien die hun geesten vergiftigen.”

Noten
[1] Dit artikel baseert zich op hoofdstuk 25 van het boek “Cien horas con Fidel, conversaciones con Ignacio Ramonet”, september 2006. (nvda)

[2] Cuba importeerde alle drukpersbenodigheden uit de Sovjetunie. In 1992 kon men, in vergelijking met 1989, nog maar 58% van de publicaties en 78% van de exemplaren verspreiden. De Granma kon nog maar voor 41% verschijnen. De werkloos geworden journalisten zetten in vele gevallen hun job verder bij de radio. (nvda)