De term zzp-er (zelfstandige zonder personeel) had zes jaar geleden tijdens de opkomst van de antivakbondsclub AVV van inmiddels uitgerangeerd PvdA-kamerlid Mei Li Vos een hippe klank. Het was in de ogen van de media toekomstmuziek: modieus geklede jongeren die gewapend met smartphones en laptops in koffiebars zaten en geld verdienden door het vermarkten van nieuwe concepten, coole campagnes of hippe mediaproducten. Het zag er allemaal snel, flexibel en reuze assertief uit.
Maarten Muis
Het was in ieder geval beter dan verpleegkundigen of logistiek medewerkers, die niet meer in het gewenste plaatje van zelfverzekerde en onafhankelijke ‘ondernemers’ pasten. Het was het nieuwe kapitalistische sprookje. Maar niet voor lang.
In heel wat beleidsstukken werd de creatieve industrie, de sector van een combinatie van media, entertainment en ICT, voorgesteld als nieuwe basis voor een bloeiende stadseconomie. Opeens was een bedrijf als MTV, die van de videoclips, de klapper die de gemeente kon binnenhalen. Al hadden ze achteraf gezien beter een bedrijf uit de kleinmetaal kunnen aantrekken. In deze hippe sector passen geen mensen met een ‘9 tot 5-mentaliteit’ en de wens van de stabiliteit van een vaste aanstelling. De moderne economie berustte op een nieuw type mens, die de socioloog Ricard Sennet zo scherp beschrijft in zijn boek “Cultuur van het nieuwe kapitalisme’ (Meulenhof 2007).
Zzp’ers waren jongeren die leefden van af en toe een filmpje maken voor MTV of een grafische opdracht voor een nieuw computerspel. Werken op deze manier was het hobbelen van de ene kleine opdracht naar de andere met het trotse gevoel eigen baas te zijn. Men ging bij elkaar zitten in verzamelgebouwen en hoopte zo te kunnen profiteren van elkaars opdrachten. Maar het waren een heleboel kleine vissen die elkaar bevochten om het schaarse voer. Het waren vooral goodwill en vriendjespolitiek die de economische motor deed draaien, wat enigszins functioneerde zolang de kapitalistische markt groei liet zien.
Het was geen vetpot dat inkomen van een zzp’er en overleven deden ze op moeilijke momenten vaak dankzij de vaste baan van de partner. Maar je behoorde wel tot de toekomst. Dat gaf lang een goed gevoel. Totdat eind 2008 de economische crisis toesloeg. Opeens waren er voor de eenmansbedrijfjes veel minder opdrachten. De laatste twee jaar boetten veel zzp’ers flink in op het spaargeld. In 2008 daalde hun inkomen gemiddeld 5 procent en in 2009 maar liefst 13 procent. Het was niet leuk meer toen de opdrachten uitbleven en er flink gezeurd moest worden bij potentiële opdrachtgevers voor een klus.
De uurtarieven zakten naar de bodem en in veel gevallen werkten zzp’ers onder het minimumloon. Naar buiten toe hielden veel zzp’ers lang een optimistisch verhaal vol, intern realiseerden zij zich hoe nijpend de situatie werd. Ook ideologisch veranderde er iets met de zzp’ers: zij waren opeens niet meer de basis van de toekomstige economie, maar nu waren zij de onderkant van de arbeidsmarkt die in de crisis verder naar beneden werd getrapt, de onzekerheid in.
Nu hebben heel veel jonge mensen aan den lijve ondervonden wat het betekent om tot de ‘flexibele schil’ te behoren. Er is nu een ander ideologisch klimaat, ver verwijderd van de gloriedagen van Mei Li Vos en de AAV. De jongere die capabel genoeg is wil anno 2011 gewoon een vaste baan bij een betrouwbare werkgever en koopt niets meer voor de toenmalige sprookjesverhalen over zelfstandig ondernemen.
Het Financiële Dagblad kopte dan ook op 30 december jongstleden: ‘Zzp’ers zijn ‘mensen met weinig kansen’. De vraag die wordt opgeworpen in het FD is of de zzp’er onderneemt uit kans of uit noodzaak? Veel zzp’ers willen wel een vaste aanstelling, maar kunnen die niet krijgen en beginnen uit noodzaak maar voor zichzelf. Want een ding is wel duidelijk, vooral de grote bedrijven en instellingen hebben profijt bij het laten verrichten van het werk door zzp’ers.
Hoe groter de flexibele schil hoe hoger en sneller de winst. In de zorg en de bouw is er in veel gevallen sprake van dwang zodat werknemers ‘voor zichzelf’ beginnen en alleen nog per project worden ingeschakeld. De verantwoordelijkheid bij ziekte of inzakkende bedrijvigheid ligt dan bij de zzp’er zelf en niet meer bij het bedrijf.
Bijna 10 procent van de werknemers is nu zzp’er: volgens het CBS zijn op dit moment 708.000 mensen zelfstandige zonder personeel. Een deel daarvan komt uit een uitkeringssituatie en verdient vaak nog niet eens voldoende om zonder overheidssteun te kunnen. In de politiek is er al aandacht gevraagd voor de slechte positie van zzp’ers wat betreft de sociale zekerheid. Een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid is alleen betaalbaar voor die kleine groep die vaste opdrachtgevers heeft en goed verdient.
Er vond in maart 2010 ook de rel plaats waarbij uiteindelijk minister Donner zijn hand over zijn hart streek en de terugvordering van duizenden euro’s belastinggeld opschortte bij zzp’ers die vanuit de uitkering aan de slag waren gegaan en niet goed hun werkuren hadden geadministreerd. Wat voor veel mensen als een sprookje begon leverde uiteindelijk veel stress en onzekerheid op.
Het komt er nu op aan dat deze grote groep zzp’ers de illusies opgeeft en gewoon collectief gaat strijden om ook onderdeel te worden van de sociale zekerheid. Dat er regelingen komen die er voor zorgen dat de verantwoordelijkheid bij ziekte, te weinig opdrachten en arbeidsongeschiktheid bij de profiteurs van dit systeem, de grote bedrijven, komt te liggen en niet bij de slachtoffers zelf. Dat het gewoon wordt dat de zzp’er lid is van een vakbond, want er is heel weinig verschil met de positie van de vaste werknemer. Veel van de belangen van zzp’ers komen overeen met die van vast personeel, zeker als je de objectieve klassenpositie bekijkt.
Zzp’ers zouden moeten gaan aantonen dat het voor bedrijven en instellingen veel gezonder is gewoon weer specialisten op de loonlijst te hebben staan. Dat niet alle functies afgestoten kunnen worden. Dat verdere fragmentatie van de arbeid alleen kan worden tegengegaan als we vakmanschap gaan vooropstellen. Dat het specialisme van de zzp’er wat betreft zijn vakkennis leidend wordt en we het ideologische gebral over zelfstandig ondernemen er omheen doorprikken en voor altijd verwijderen.
Overgenomen uit: Manifest – januari 2011