Niet iedereen kan even goed leren. Soms komt dat door een beperking die iemand heeft, zoals bijvoorbeeld dyslexie. In het verleden was het speciaal onderwijs ingericht om mensen met een leerprobleem op te vangen en meer individuele begeleiding te geven. De resultaten van dit speciaal onderwijs waren altijd goed. Een groot deel van de leerlingen uit het speciaal onderwijs wist door te stromen naar een reguliere HBO of universiteit.

Ron Verhoef

De paarse kabinetten zetten als eerste het mes in deze vorm van onderwijs. Het project ‘Weer Samen Naar School’ beweerde dat het mogelijk was dat leerlingen met een beperking toch in staat zouden zijn deel te nemen aan het regulier onderwijs. Het project lukte echter niet. Zo bleken niet alle ouders bereid te zijn hun kinderen naar een reguliere school te sturen uit angst dat hun kind daar niet zou kunnen meekomen. Die angst bleek al snel terecht.

Het reguliere onderwijs is niet ingericht op leerlingen met een bijzondere behoefte. Volgens paars was dit geen probleem omdat de klassengrootte zou worden verkleind. Daar kwam in de praktijk echter niets van terecht. Het ministerie bekostigt scholen op basis van een leerlingaantal van 25 in een klas. Minder leerlingen mag ook, maar een school moet dan zelf de financiering van die kleinere klassen zien rond te krijgen. Als een school voor een eerste klas 34 aanmeldingen heeft, wordt daarom al snel besloten om daarvan één klas te maken, in plaats van twee. In een dergelijke grote klas sneeuwen leerlingen met een beperking vaak onder.

De oplossing die het vorige kabinet hiervoor bedacht was het zogenaamde rugzakje. Dit hield in dat de school voor leerlingen met een handicap extra geld kon krijgen voor extra begeleiding. De leerling moest dan wel een indicatie hebben en er moest een duidelijk begeleidingsplan zijn. Opnieuw stond de realiteit echter veraf van de werkelijkheid. De gelden die voor de rugzakjes beschikbaar kwamen, verdwenen maar al te vaak op de grote hoop en waar dat niet gebeurde was het geld vaak slechts toereikend voor maximaal 1 uur extra begeleiding in de week. Inhoudelijk kon zo’n rugzakbegeleider dus weinig doen, omdat hij niet van alle vakken op de hoogte is. Daar kwam bij dat de rugzakbegeleiders meestal gewoon docenten waren zonder specifieke kennis over de beperking van de leerling die ze extra moesten begeleiden. Die kennis zou moeten worden aangebracht door zogenaamde ambulant begeleiders, maar die kwamen ook al om in het werk.

De startsituatie voor leerlingen met een leerbeperking was bij aanvang van dit kabinet dus al beroerd. Ondanks alle mooie woorden in de verkiezingsprogramma’s over meer geld naar het onderwijs, blijkt de realiteit nu anders. Niet alleen wil het kabinet Rutte meer bezuinigen op het nog bestaande speciaal onderwijs, maar het kabinet is tevens van plan de rugzakjes af te schaffen. De bezuiniging in het speciaal onderwijs zou mede gehaald kunnen worden doordat meer leerlingen naar het regulier onderwijs kunnen, waar volgens de plannen echter geen geld en tijd meer is om ze te begeleiden.

Rutte komt hierbij overigens tegemoet aan een groeiende groep ouders die ontkennen dat hun kind een beperking heeft. In onze huidige maatschappij wordt iemand met een beperking blijkbaar steeds minder geaccepteerd, dus zijn er inderdaad ouders van zulke kinderen die hen naar het reguliere onderwijs sturen. Die scholen moeten dan maar zorgen dat hun kind toch een diploma haalt. Het laat duidelijk zien dat mensen in de visie van Rutte perfect moeten zijn en niet trager dan anderen.

In de praktijk zullen de voorgenomen bezuinigingen ervoor zorgen dat kinderen die nu juist extra aandacht nodig hebben steeds minder aandacht krijgen. Het is dus volkomen terecht dat het speciaal onderwijs hiertegen in verzet is gekomen. Het mag niet zo zijn dat de rekening van de crisis wordt neergelegd bij de sociaal zwakkeren. In plaats van bezuinigen op het speciaal onderwijs zijn juist extra investeringen nodig zodat leerlingen zich niet hoeven te schamen als ze naar het speciaal onderwijs gaan, maar dat ze er juist weer trots op kunnen zijn.

Als leerlingen met een beperking toch in het regulier onderwijs moeten blijven, dan is extra geld nodig opdat zij in alle vakken extra begeleiding en individuele aandacht krijgen. Een beschaafd land hoort er immers trots op te zijn dat ook mensen met een beperking volwaardig kunnen meedraaien en niet achtergesteld worden. Het protest van de scholen van afgelopen 9 februari was dus ook volkomen terecht. Zolang de regering wil bezuinigen op onderwijs zullen ze het speciaal onderwijs tegenover zich vinden. De demonstratie in Nieuwegein was de eerste, maar waarschijnlijk niet de laatste, want passend onderwijs is een recht voor iedereen.

Overgenomen van: Manifest – maart 2011