Jan Ilsink

Sinds Macron in 2017 president van Frankrijk werd is hij ten strijde getrokken tegen de volgens de Franse heersende klasse veel te luxe pensioenregeling van de werkende bevolking in Frankrijk. Hij wil die ‘meer op Europese normen afstemmen’. Dat wil zeggen: het kapitaal in Frankrijk wil dat. Maar in de eerste periode van zijn presidentschap is hij gestuit op de goed georganiseerde arbeidersklasse in Frankrijk en zijn al zijn pogingen in de prullenmand beland.

Pensioenstrijd in Frankrijk

Uit zijn herverkiezing in 2022, mede door stemmen om Marine Le Pen de pas af te snijden, heeft hij nieuwe moed geput. Hij lijkt vastbesloten het Kapitaal in Frankrijk te verlossen van de maatschappelijke ‘kosten van te vroege pensionering’: verhoging van de pensioenleeftijd van 62 naar 64 jaar. Want daarvoor heeft hij zelfs het parlement opzij geschoven.

Maar de arbeidersklasse in Frankrijk heeft de afgelopen maanden opnieuw laten zien dat zij deze aanval op hun arbeidsvoorwaarden niet pikken. Met stakingen, demonstraties, manifestaties en blokkades waar massaal aan deelgenomen werd proberen werkende mensen te voorkomen dat hun levenspeil nog meer aangetast wordt. De reactie van de regering daarop is hevige repressie. Honderden mensen zijn gearresteerd en de politie treedt zeer gewelddadig op om een einde te brengen aan het verzet.

De vakbonden hebben aangekondigd de strijd niet op te geven en zullen opnieuw algemene stakingen organiseren. Want zij menen dat er in Frankrijk voldoende geld is voor hun pensioenregeling. Ook jongeren wijzen erop dat grote bedrijven de afgelopen jaren miljarden winst maakten die kunnen worden gebruikt voor handhaven van sociale rechten zoals pensioenen. De torenhoge inflatie, die net zoals in Nederland de koopkracht van werkende mensen zwaar heeft verslechterd, betekende voor de grote monopolies namelijk juist gigantische winsten.

Hoewel de pensioenleeftijd 62 jaar is gaan veel Fransen al eerder met pensioen. Zij ontvangen namelijk na 42 jaar een volledig pensioen (dus wie 18-jarige leeftijd gaat werken, kan op 60e met pensioen). De regering wil dit ook verhogen naar 43 jaar. Ook het vroegpensioen voor veel zware beroepsgroepen wil de regering Macron afschaffen.

Macron overleefde een motie van wantrouwen in het parlement omdat partijen die de pensioenwet afwezen uit opportunisme de motie niet steunden. Zij vrezen de verkiezingen na het aftreden van de regering. Dit toont aan dat het burgerlijke partijen e belangen van de arbeidersklasse niet consequent dienen en onderdeel blijven van het kapitalistische stelsel. De pensioenstrijd in Frankrijk laat zien dat in dat stelsel en. Er is altijd wel een manier waarop de dictatuur van de bourgeoisie haar wil kan opleggen, zo nodig door uitschakeling van de parlementaire democratie. , linksom of rechtsom. De echte strijd voor behoud en uitbreiding van rechten van de arbeidersklasse kan alleen bevochten worden op de werkvloeren, in de vakbonden, op scholen en universiteiten en op straat.

De Nieuwe Communistische Partij van Nederland is solidair met de arbeidersklasse van Frankrijk. Alleen eenheid onder de werkers kunnen aanvallen van de regering op hun verworven rechten afslaan. De strijd in Frankrijk is een inspiratie voor de arbeidersklasse in heel Europa. De regeringen volgen alle de richtlijnen van de EU over pensioenen, met als doel beperken van sociale uitgaven ten gunste van de winstgevendheid van bedrijven.

Strijd In Nederland in de polder gesmoord

Maar in tegenstelling tot Frankrijk kent Nederland geen ‘staatspensioen’ maar een oudedagsvoorziening die bestaat uit AOW (een ‘staatspensioen’ dat iedereen ontvangt ongeacht of je in loondienst hebt gewerkt) en een aanvullend pensioen (dat je opbouwt gedurende je werkzame leven). Dit aanvullend pensioen kent ‘kapitaal-dekking’: je spaart een deel van je loon dat levert rendement op en bij pensioenring ontvang je ‘uitgestelde loon’ als aanvullend pensioen. Het deel dat je spaart wordt in de cao geregeld. Het is een arbeidsvoorwaarde met als doel bij pensionering samen met de AOW 80% van je middelloon (gemiddelde loon in je werkzaam leven) te ontvangen. Het gespaarde loon wordt beheerd in pensioenfondsen die min of meer ‘gecontroleerd’ werden door instituties van de arbeidersbeweging.

Na het ‘Akkoord van Wassenaar’ in 1982, waar de tegenstelling Kapitaal en Arbeid werd ‘opgeheven’ en sociale partners werden: werknemers – werkgevers, kwam hier langzamerhand verandering in. Pensioenfondsen werden steeds meer ingekapseld in het financiële stelsel. Belangrijke stap in dit proces was het besluit van het parlement om DNB (De Nederlandsche Bank), een private instelling, te laten fuseren met de pensioen- en verzekeringskamer. Daarmee werd DNB vanaf 2007 toezichthouder op de pensioenfondsen en werd het gespaarde uitgestelde loon van de werknemers instrument in het financiële, kapitalistische beleid in Nederland.

Een voorbeeld hiervan is het Financieel Toetsingskader (FTK) dat de Tweede Kamer op voorstel van DNB aannam. Daarmee berekenden pensioenfondsen of ze op lange termijn waardevaste aanvullende pensioen kunnen uitkeren. In deze berekening mocht alleen rente op (staats)leningen worden meegenomen en geen rendement op beleggingen. Het gevolg was dat sinds de bankencrisis van 2008-2009 de rente vrijwel 0 was en pensioenen niet werden geïndexeerd. Soms zelfs gekort. Terwijl door de rendementen op aandelen de middelen in de pensioenfondsen meer dan verdubbelden van 800 – 1800 miljard.

Dit leidde ook in Nederland tot toenemende strijdbaarheid van de arbeidersklasse. In 2018 – 2019 gingen in verschillende regio’s in het land 80.000 vakbondsleden de straat op voor op tijd een goed, geïndexeerd pensioen. Twee maanden later op 28 mei volgde een staking van het openbaar vervoer en een dag later de werknemers met fysiek zware beroepen. Allen voor de eisen:

  1. Wij accepteren geen verslechteringen
  2. Werkenden moeten op tijd kunnen stoppen met werken: AOW-leeftijd 66 jaar
  3. Een goed pensioen is een geïndexeerd pensioen
  4. Iedere werkende moet toegang krijgen tot het pensioenstelsel: ook zzp’ers en flexwerkers

Maar in tegenstelling tot Frankrijk kwamen de vakbondsleidingen in juni 2019 een pensioenakkoord overeen met werkgevers en het Kabinet waarin aan geen van de eisen werd tegemoet gekomen. Aan bijna alle eisen zou verder worden gewerkt en m.b.t. de AOW-leeftijd werd geregeld dat in 2020 en 2021werd bevroren op 66 jaar en 4 maanden. Daarna zou die langzamer stijgen met de levensverwachting dan het kabinet wilde.

Dit resultaat werd door de vakbondsleidingen als overwinning gepresenteerd en zonder raadpleging van de actievoerders online in een referendum voorgelegd aan alle FNV-leden, ook diegene die niet betrokken waren bij de acties.

Volledig in overeenstemming met het reformisme in de vakbondsleiding werd vervolgens de pensioen-actiecampagne ontbonden werd alle aandacht gericht op samenwerking met werkgevers en kabinet om een nieuw pensioenstelsel uit te werken. In 2022 blijkt pensioen in het nieuwe stelsel geen arbeidsvoorwaarde meer te zijn waarmee je bij pensioenring 80% van je middelloon ontvangt. De pensioenuitkering wordt vooral afhankelijk rendement op financiële markten: een ‘casino-pensioen’. Pensioen is een financieel product geworden!

Vakbondsmacht

Deze vakbondspraktijk staat in schrille tegenstelling met de (kader)leden en vakbondsbestuurders in de ziekenhuizen, het openbaar vervoer, in de detailhandel, enz. enz. die in strijd staan om prijscompensaties af te dwingen. Zij vertegenwoordigen de vakbond die de werknemers beschermt en voor hun belangen in strijd brengt en eisen realiseert.

Alleen de versterking van de klassenbewuste elementen binnen de vakbond, die bewust de strijd aangaan tegen de burgerij binnen en buiten de vakbond, kan de arbeidersklasse versterker en haar belangen verdedigen en uitbreiden.

Ondanks de hopeloze en reactionaire berichtgeving in de Nederlandse media blijft de heroïsche strijd in Frankrijk daarvoor een uitstekende inspiratie.

* Jan Illsink is lid van het Partijbestuur van de NCPN en actief in het landelijk actiecomité Red het pensioenstelsel.