Gandiva
Op 23 mei 1914, 106 jaar geleden, werd de “Indische Sociaal-Democratische Vereeniging” in Nederlands-Indië opgericht. Na de breuk tussen de sociaaldemocratie en het communisme, werd de vereniging in 1920 hernoemd tot “Vereniging van Communisten in Indië”. In 1924 werd de naam die tot de massamoorden en de vernietiging van de partij in 1965 werd behouden vastgesteld: Partai Komunis Indonesia, oftewel Communistische Partij van Indonesië.
Geboorte PKI
De PKI werd geboren uit de samenwerking tussen Nederlandse (Henk Sneevliet en Adolf Baars) en Indonesische communisten (Semaun en Darsono), precies in de periode van de breuk tussen de sociaaldemocratie en het communisme. De PKI koos de kant van het communisme, van de revolutie, tegen het reformisme van de sociaaldemocratie. De sociaaldemocratie was immers van mening dat het kolonialisme nog “goede dingen” te brengen had en pleitte niet voor de onafhankelijkheid van Indonesië van Nederland (Morriën, p. 13, p. 83). De Communistische Partij van Nederland (CPN) staat vanaf het begin aan de kant van de PKI, en pleit voor de onafhankelijkheid van Indonesië en internationale solidariteit.
De PKI werkt vanaf het begin af aan in de massabeweging van het Indonesische volk tegen het kolonialisme. Ze spoorden arbeiders aan om zich te organiseren in vakbonden, om in opstand te komen tegen hun slechte omstandigheden, en probeerden aan te tonen dat het kapitalisme de oorzaak was van de ellende van de Indonesische bevolking. Het koloniale regime verzette zich uiteraard hevig tegen deze ontwikkelingen en belemmerde de vrijheden van de Indonesische bevolking om zich te organiseren en te verzetten, en verbood de PKI na een mislukte opstand in 1926-1927 helemaal. Veel kameraden werden naar het concentratiekamp in Boven-Digul in Papua verbannen, of geëxecuteerd.
Onafhankelijkheid
De PKI zat echter niet stil en werkte in zowel legale als illegale omstandigheden door, en gaf de nationale onafhankelijkheidsbeweging een impuls om het kolonialisme omver te werpen. In 1945 proclameerde Sukarno de “Republik Indonesia” en in 1949 werden de Nederlandse kolonialen verdreven. Na de onafhankelijkheid streed de PKI tegen de reactionaire klassen in Indonesië, met name de bourgeoisie die verbonden was met het imperialisme, elementen in het leger (vaak door de Amerikanen getraind), en overblijfselen van het feodalisme op het platteland, waaronder landheren en woekeraars. Politiek werden deze groepen o.a. vertegenwoordigd door de Masyumi, die in 1951 een premier leverde die probeerde een nieuwe vervolging van de PKI te initiëren. Dit mislukte echter (Morriën, p. 175).
De groeiende betekenis van de PKI baarde de bourgeoisie, zowel Indonesisch als buitenlands, zorgen. De PKI had met haar nieuwe beginselprogramma in 1954, onder leiding van D.N. Aidit, ingezet op een “Volksdemocratisch Indonesië” en de oprichting van een Nationaal Front, onder leiding van de arbeidersklasse. Deze strategie werd door de PKI vormgegeven in een tijd dat de internationale verhoudingen werden gekenmerkt door het bestaan van de Sovjet-Unie en andere socialistische landen, waardoor er de hoop bestond dat de internationale verhoudingen zich steeds meer ten gunste van de socialistische landen zouden ontwikkelen. Hierbij werden voorbereidingen getroffen op de verkiezingen in 1955, waar via een grote campagne de bevolking via o.a. wayang (het bekende Indonesische schaduwspel) voorgelicht werd over de standpunten van de PKI. Immers was de overgrote meerderheid van de bevolking analfabeet. De PKI behaalde een grote verkiezingsoverwinning en won 16% van de stemmen. Ze werden daarmee de vierde partij van het land. De PNI (Partai Nasionalis Indonesia) van Sukarno werd de eerste partij van het land. De massaorganisaties van de PKI, waaronder SOBSI (vakcentrale), Gerwani (vrouwenbeweging) en BTI (boerenbeweging), werden ook steeds groter.
Ondertussen liepen de spanningen tussen Indonesië en Nederland weer op over het “Irian Barat” probleem. Nederland bezette nog steeds een deel van Nieuw-Guinea en weigerde dit gebied prijs te geven aan Indonesië. Er ontstond in Indonesië een massacampagne voor het teruggeven van Nieuw-Guinea aan de Indonesische bevolking. Door de houding van de Nederlandse regering brak er bijna een derde koloniale oorlog uit. In Nederland en in Indonesië braken demonstraties uit, in Nederland specifiek door de CPN tegen troepenuitzending. In 1962 ging de regering door de grote druk overstag en gaf Irian Barat terug aan Indonesië.
Geleide democratie
Sukarno werd ondertussen steeds meer de enige leidende figuur van Indonesië. Hij introduceerde de “geleide democratie” en verbood enkele partijen, waaronder ook enkele reactionaire partijen zoals Masyumi. Dit was een poging om de verschillende delen van het kapitaal, met uiteenlopende belangen, te balanceren en tevreden te stellen, en om andere delen juist meer buitenspel te zetten – een resultaat van een strijd tussen verschillende delen van de bourgeoisie in de gegeven historische omstandigheden.
De leiding van de PKI hoopte echter dat het mogelijk was om deze zet in hun voordeel te kunnen gebruiken. Sukarno sloeg steeds meer anti-imperialistische taal uit, verzette zich tegen zogenaamde “hulp” uit de VS, en haalde de banden aan met de Sovjet-Unie. Ook nationaliseerde hij verschillende industrieën, wat gezien werd als een stap in de goede richting. Hij maakte ook de leuze “NASAKOM” (Nasionalisme, Agama, Komunisme – Nationalisme, Religie, Communisme) tot leidraad, waarmee hij de verschillende aan elkaar vijandige groepen in balans wilde houden. Dit was gedoemd tot mislukken, en niet ten voordele van de PKI.
De genationaliseerde industrieën kwamen vaak bepaalde hoge legerleiders of bureaucraten ten goede. Dit waren natuurlijk al niet de grootste vrienden van de PKI, maar nu hadden ze ook nog eens een direct economisch belang tegen de PKI.
Genocide
De legerleiding begon zich voor te bereiden op een nieuwe vervolging van de PKI – een die helaas zou slagen. Op 30 september 1965 werden enkele reactionaire generaals ontvoerd door een groepje linkse officieren en vermoord bij het Halim vliegveld. Onder leiding van generaal Suharto werd de bewering naar voren geschoven dat de PKI verantwoordelijk was voor het plegen van een staatsgreep tegen Sukarno. In werkelijkheid had de PKI niks te maken met een staatsgreep, maar waren het Suharto en een andere groep generaals die al tijden aan het wachten waren op het juiste moment om de PKI te vernietigen. Zij hadden deze genocide op systematische wijze voorbereid, samen met de Amerikaanse legerleiding (zie o.a. Melvin, 2018 en Roosa, 2006). Door het hele land werden groepen mensen opgehitst om een ware communistenjacht te ontketenen. Op gruwelijke wijze werden zo’n miljoen (vermeende) communisten vermoord, een bloedbad dat een half jaar duurde. Uiteindelijk werd Sukarno, die tot op het laatst zei dat de officiële staatsideologie “Pancasila” niet tegen het communisme en tegen de PKI was, afgezet. Hij stierf in 1970.
Suharto’s corrupte en dictatoriale regime zou tot 1998 aan de macht blijven. Onder zijn leiding plunderden zijn familieleden en vrienden de economie en werden schatrijk, terwijl iedereen die zich uitsprak hiertegen “verdween” – d.w.z. ontvoerd en vermoord door het leger. Na enorme protesten in 1998 wordt Suharto eindelijk afgezet. Er lijkt hoop te zijn op verbeteringen, waaronder het afschaffen van het officiële anticommunisme, maar de beweging ebt weg – communisme is nog steeds verboden in Indonesië, en het “spook” van de PKI wordt door alle burgerlijke krachten nog altijd naar voren geschoven als hun grootste angst. Jaarlijks wordt op 30 september een enorme lading anticommunisme over de bevolking heen gegooid, waarin de PKI nog altijd de schuld krijgt van de zogenaamde “staatsgreep”.
Wij eren heldhaftige rol van de PKI door haar geschiedenis heen, en wijzen erop dat het verlies van een van de grootste en sterkste communistische partijen in de wereld een verlies is geweest, niet alleen voor het Indonesische volk, maar voor alle volkeren in de wereld die een betere, socialistische wereld nastreven.
Revolusi belum berakhir! (De revolutie is nog niet klaar!)
Bronnen:
J. Morriën Indonesie los van Holland – De CPN en de PKI in hun strijd tegen het Nederlandse Kolonialisme, 1982,