Tião Marighella
Het anticommunisme is een essentieel onderdeel van de heersende ideologie onder het kapitalisme. Het is voor de burgerij van groot belang dat de onderdrukte klasse het communisme niet als alternatief ziet. Het anticommunisme verandert met de tijd. Eerst werden de communisten als autoritair beschouwd door de liberalen en anarchisten, daarna werd het communisme beschuldigd van het verspreiden van ‘judeobolsjewisme’ door de fascisten in de twintigste eeuw. Tegenwoordig is er een term die heel populair is om het communisme aan te vallen: het ‘totalitarisme’. In dit artikel wordt er gekeken naar de manier waarop het totalitarisme is gepopulariseerd en hoe deze theorie in de praktijk gebruikt wordt.
Gebruik van het term in de academie en in de politiek
Het ‘totalitarisme’ is een term die gebruikt wordt om communisme gelijk te stellen aan fascisme. De heersende klasse verspreidt de anticommunistische theorie van het totalitarisme op verschillende manieren. We kijken naar drie voorbeelden waarbij het totalitarisme wordt ingezet om het communisme aan te vallen.
Burgerlijke regeringen (vaak gevormd door extreemrechtse partijen) gebruiken deze theorie om communistische partijen en communistisch symbolen te verbannen.
In verschillende landen waar communistische partijen zijn verbannen door de regering wordt het totalitarisme gebruikt om dit te legitimeren. Een voorbeeld hiervan is Polen. Het communisme is daar ‘legaal’ zolang er in het partijprogramma maar niet verwezen wordt naar ‘praktijken en ideologieën die het totalitarisme verspreiden’. Dit is natuurlijk zeer subjectief. Het is geen verrassing dat de Communistische Partij van Polen (KPP), in 2019 verbannen werd. Het argument van de Poolse overheid was dat de KPP “een totalitair systeem propageert”.
In Roemenië werd de Communistisch Partij van Roemenië (PCR) verbannen in 2014. De reden daarvoor was dat de PCR “deuren opent voor het totalitarisme en een bedreiging is voor de democratische waarden van het land”.
In Oekraïne zijn er sinds 2015 ‘decommunisatiewetten’ die niet alleen de communistische partij verbannen maar ook alle communistische symbolen. Twee van die wetten benoemen het totalitarisme:
Wet 2558 “inzake het veroordelen van de totalitaire communistische en nationaal-socialistische (nazi) regimes en het verbieden van de verspreiding van hun symbolen” – waarbij nazi- en communistische symbolen en het publiekelijk ontkennen van hun (vermeende) misdaden wordt verboden. Dat omvatte het verwijderen van communistische monumenten en het hernoemen van openbare plaatsen met communistische thema’s of namen.
Wet 2540 “inzake de toegang tot de archieven van de repressieve organen van het communistische totalitaire regime van 1917-1991” – waarbij de staatsarchieven tijdens de Sovjetperiode onder de jurisdictie van het Oekraïense Instituut voor Nationale Herinnering worden geplaatst.
We zien dus dat het begrip ‘totalitarisme’ actief gebruikt wordt om het organiseren van de communistische partij, en dus het organiseren van de arbeidersklasse, te belemmeren. Er zijn talloze andere voorbeelden hiervan. De ironie is dat deze regeringen (in Polen, Oekraïne en Roemenië) vaak samenwerken met (of zelfs gevormd zijn door) de extreemrechtse partijen en groeperingen die openlijk fascistisch zijn. Deze organisaties mogen niet alleen bestaan, maar zitten vaak in verschillende regeringsorganen, terwijl communisten de vrijheid van organisatie wordt ontnomen.
Het totalitarisme wordt door de Europese Unie gebruikt om het communisme te demoniseren.
Bij het vorige punt zagen we hoe nationale regeringen deze term gebruiken om het communisme te verbannen door het te vergelijken met het nazi-fascisme. Maar niet alleen op nationaal niveau wordt deze nieuwe vorm van anticommunisme gebruikt tegen de arbeidersklasse. Ook op supranationaal niveau wordt het anticommunisme ingezet. In 2019 werd een resolutie door de Europese Unie aangenomen waar de Sovjet-Unie beschuldigd werd dat het samen met Nazi-Duitsland de Tweede Wereldoorlog was begonnen. Een deel van de resolutie gaat als volgt:
“…dat de Tweede Wereldoorlog, de meest verwoestende oorlog in de Europese geschiedenis, is begonnen als onmiddellijk gevolg van het beruchte niet-aanvalsverdrag tussen de nazi’s en de Sovjet-Unie van 23 augustus 1939, ook bekend als het Molotov-Ribbentroppact en zijn geheime protocollen, waarbij twee totalitaire regimes met het oog op de verovering van de wereld, Europa in twee invloedssferen verdeelden…”
In de resolutie wordt het totalitarisme gebruikt om Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie te vergelijken. Er wordt verwezen naar een vermeende ‘samenwerking’ waarin de Sovjet-Unie samen met de nazi`s de wereld zouden verdelen. Eigenlijk wordt er dus beweerd dat de West-Europese landen de enige ‘goede’ landen waren in de Tweede Wereldoorlog, terwijl de communisten met de nazi’s een bondgenootschap aangingen.
Iedereen met slechts een basale kennis van de Tweede Wereldoorlog, en de aanloop naar de oorlog, weet hoe belachelijk deze vergelijking is. Niet alleen de Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Nazi-Duitsland, nee, alle West-Europese landen deden dat. De Sovjet-Unie was juist de laatste die zo’n verdrag sloot. Sterker nog, de Sovjet-Unie probeerde in de jaren ‘30 meerdere malen een bondgenootschap te vormen met het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk om de nazi’s af te schrikken. Deze verzoeken werden stuk voor stuk allemaal geweigerd.
Pas na het Verdrag van München, waar Frankrijk en Engeland Hitler gratis en voor niets toestonden om stukken van Tsjecho-Slowakije in te nemen, sloot de Sovjet-Unie een niet-aanvalsverdrag met Nazi-Duitsland af. Dit verdrag was een noodzaak: de Fransen en Engelsen lieten duidelijk zien dat ze hoopten dat Hitler de Sovjet-Unie als eerste aan zou vallen.
Echter moeten we van de EU nooit een ‘eerlijke’ historische analyse verwachten. De EU is immers een imperialistisch bondgenootschap van kapitalistische landen. Dat wil zeggen dat het in dienst staat van de belangen van de kapitalisten. De EU-wetgeving bevordert flexibilisering van arbeidsverhoudingen (flexwerk) en het duurder maken en uithollen van het onderwijs. De EU bevordert de afbraak en privatisering van het sociale zekerheidsstelsel, waaronder de pensioenen en de publieke gezondheidszorg. Mensen moeten steeds meer werken voor minder, terwijl het grootkapitaal enorme winsten boekt over de ruggen van de werkende bevolking. De resolutie van de EU heeft het doel om het verbod op communistische partijen en symbolen (zoals we in de voorbeelden bij punt 1 zien) te faciliteren.
In de universiteiten en op scholen wordt het totalitarisme gebruikt om het communisme aan te vallen.
Onder het kapitalisme is het noodzakelijk dat de scholen en universiteiten de heersende klasse dienen in elke situatie. Niet alleen zijn de opleidingen gevormd om studenten voorbereiden om de behoeftes van de kapitalisten te vervullen, maar ook wordt het anticommunisme verspreid als poging om te voorkomen dat studenten het communisme als alternatief zien.
Een voorbeeld hiervan is het vak geschiedenis. In Nederland wordt geschiedenis in het voortgezet onderwijs (voor vmbo, havo en vwo) verdeeld in 10 tijdvakken. Per tijdvak zijn er een aantal “kenmerkende aspecten” waar de leerlingen getoetst worden op hun oriëntatiekennis tijdens het eindexamen. De studenten geschiedenis moeten deze kenmerkende aspecten goed kennen en docenten moeten deze aspecten verplicht behandelen op scholen. Bij tijdvak 9 behoort kenmerkend aspect nummer 38. De leerlingen moeten het volgende bestuderen voor hun eindexamen: “Het in praktijk brengen van totalitaire ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme.”
Het wordt dus van docenten geschiedenis verwacht dat ze aan leerlingen kunnen uitleggen hoe het communisme en het fascisme/nationaalsocialisme verbonden zijn in de context van het totalitarisme. En van leerlingen wordt verwacht dat ze deze theorie kunnen toepassen tijdens het eindexamen.
Totalitarisme: betekenis en oorsprong van de term
Het totalitarisme is in veel universiteiten een ‘trend’. Het oude anticommunisme krijgt een nieuw gezicht waarmee het gemakkelijk verspreid kan worden in verschillende opleidingen. In opleidingen zoals geschiedenis, politicologie, sociologie en filosofie wordt deze theorie vaak gebruikt om maatschappelijke verhoudingen aan te duiden.
Voordat het totalitarisme gepopulariseerd werd, is de term door Theodor Adorno en Max Horkheimer gebruikt om het Nazisme te bestuderen. Echter maakten ze geen vergelijking met de Sovjet-Unie en bestudeerden ze een “totalitair kapitalisme”. Friedrich Hayek begon de term te gebruiken om het reële socialisme te beschrijven. Hij beschreef dat als “het idee van een politieke partij die alle activiteiten van een individu omvat, van de wieg tot het graf.” Echter is er een naam die verreweg het meest gebruikt wordt om het totalitarisme een theoretisch invulling te geven: Hannah Arendt. In haar boek Totalitarisme (in het Engels bekend als The Origins of Totalitarianism) uit 1951, wordt de huidige betekenis (zover er een betekenis gegeven kan worden aan dit begrip) gepopulariseerd.
In haar boek probeert Arendt een ‘categorie’ te formuleren. Dat betekent dat ze verschillende karakteristieken probeert te vinden die een ‘totalitair regime’ vormen. In het boek van Arendt is het moeilijk om een duidelijk definitie van de term te vinden. In plaats daarvan geeft Arendt aspecten en karakteristieken waarmee ze het nazisme en ‘stalinisme’ probeert te vergelijken. Arendt benoemd o.a. het volgende: een eenpartijstelsel, die geleid wordt door één persoon, met een ideologie, gewelddadige politie, aanwezigheid van concentratiekampen, monopolie over de communicatie (media) en een centraal geleide economie. Ook worden er variaties van ideeën van Hayek door Arendt benoemd, zoals de ‘legerpartij’ en de ‘kerkpartij’.
De structuur van het boek is apart. Het boek heeft drie delen en in de eerste twee delen van het boek bekritiseert Arendt het Brits imperialisme en het antisemitisme in Frankrijk. Pas in het laatste deel van haar boek besteedt Arendt aandacht aan de vergelijking tussen de Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland. Dat het boek uit drie delen bestaat, en dat deze delen slechts losjes met elkaar verbonden zijn, heeft een reden. Het boek is geschreven in twee verschillende periodes. De eerste twee delen (die Engeland en Frankrijk centraal stellen) zijn tussen 1942 en 1946 geschreven. Het derde deel is na het begin van de zogenaamde ‘Koude Oorlog’ geschreven. Dit plaatst het boek in de historische context van die periode, waarin in de imperialistische landen zich als de ‘niet-totalitaire’ optie wilden voordoen voor de rest van de wereld.
In de praktijk betekent dit dat Arendt duidelijk de kant van ‘het Westen’ kiest. Een voorbeeld hiervan is dat Hannah Arendt de fascistische dictaturen van Salazar in Portugal en van Franco in Spanje compleet negeert en alleen aandacht besteedt aan de Sovjet-Unie in de vergelijking met Nazi-Duitsland. Niet alleen dat, ook wordt gezegd dat de kans op een nieuw ‘totalitair regime’ het grootste is in landen zoals China en India, die in die tijd bondgenoten waren van de Sovjet-Unie. Arendt noemt deze landen “de landen van traditioneel Orientaals despotisme”.
Volgens Arendt breekt door de Oktoberrevolutie de ‘totalitaire periode’ aan. Ze negeert dus de Eerste Wereldoorlog. Ook in de periode na de Oktoberrevolutie worden een aantal misdaden door Arendt genegeerd. In het boek wordt er ook niet gekeken naar de oorlogsmisdaden van Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het martelen van krijgsgevangenen, het Bloedbad van Nanking, en de ‘troostmeisjes’ worden niet benoemd. In dezelfde context worden de Amerikaanse concentratiekampen, opgezet door Roosevelt voor Japans-Amerikaanse burgers, ook niet gezien als ‘totalitair’. De oorlog in Azië wordt in het boek alleen benoemd om het zogenaamde ‘orientale despotisme’ van China te bekritiseren!
In de vergelijking tussen de Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland kijkt Arendt naar vage overeenkomsten tussen de twee landen. Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee ‘leiders’ (Hitler en Stalin) maar er wordt niet gekeken naar de daadwerkelijk macht en functie die deze twee ‘leiders’ hadden. Ook wordt er niet gekeken naar de concrete materiële omstandigheden die ervoor zorgden dat deze twee personen hun posities bereikten. Arendt maakt dan het argument dat in zowel de Sovjet-Unie als Duitsland het individu terzijde wordt geschoven in het proces van het vormen van een ‘totalitaire’ maatschappij, dat er geen individuen meer zijn maar een ‘massa’. Een argument waarbij geen rekening gehouden wordt met het karakter van de Russische revolutie en met de kapitalistische maatschappij in Duitsland, waar de arbeiders onderdrukt werden door het Duitse grootkapitaal die zich allieerde met de nazi`s.
Er wordt ook gekeken naar ‘de invloed van de staat op de economie’. Er wordt een absurde vergelijking gemaakt van de centrale planning van de Sovjet-Unie met de Duitse economie. Volgens Arendt is grootschalige planning en macro-economische planning vergelijkbaar met een centraal geplande economie. Deze twee termen kunnen op elkaar lijken, echter zijn ze fundamenteel verschillend van elkaar. Centrale planning betekent dat de productiekrachten (productiemiddelen en arbeidskrachten) worden verdeeld over de verschillende sectoren en bedrijven op basis van centrale planning, oftewel door de socialistische staat. Dit in tegenstelling tot de verdeling ervan via de markt, oftewel via vraag en aanbod, zoals dat in het geval van warenproductie gebeurt. Macro-economisch beleid aan de andere hand, gebeurt in veel kapitalistisch landen. Hierbij hoort fiscaal en monetair beleid en het nationaliseren van strategische onderdelen van de economie. Echter is warenproductie nog steeds leidend, loonarbeid bestaat nog steeds, arbeidskracht is nog steeds een waar en de anarchie in de markt heerst.
De daadwerkelijke werking van de economie, haar productieverhoudingen en de productiewijze worden allen genegeerd. Op deze manier slaagt Arendt erin om een socialistische economie gelijk te stellen aan een kapitalistische! Dat in de ene economie industriemagnaten zichzelf verrijkten door alle winst toe te eigenen terwijl in de andere economie gepland werd om de omstandigheden van de arbeidersklasse te verbeteren was voor Arendt blijkbaar niet interessant. Er wordt gekeken naar een eenpartijstelsel maar er wordt niet gekeken naar de materiële omstandigheden die tot het eenpartijstelsel hebben geleid. Dat de nazi’s de macht grepen in de burgerlijke Weimarrepubliek, terwijl de Sovjets hun staat moesten bouwen op de ruïnes van het tsarisme, na een vernietigende burgeroorlog en hongersnood, is iets wat Arendt negeert. Als er een vergelijking getrokken moet worden, waarom niet met Truman in de Verenigde Staten, die buiten het Amerikaanse congres om een oorlog ontketende met Korea?
Deze vergelijkingen zijn in wezen heel vaag en nietszeggend. Desondanks worden ze door Arendt als de beslissende factoren gezien die een totalitaire staat vormen. Tegelijkertijd worden de eugenetische en raciale politiek van Nazi-Duitsland genegeerd en niet vergeleken met het beleid van de Sovjet-Unie. Dit komt natuurlijk omdat de Sovjet-Unie juist voor het zelfbeschikkingsrecht van allerlei onderdrukte nationaliteiten die door de Tsarisme werden onderdrukt zorgde. Ook zorgde de Oktoberrevolutie voor enorme vooruitgang voor onderdrukte minderheden en vrouwen. Als Arendt deze feiten wél had benoemd in haar boek, zou het voor de meeste lezers onmiddellijk duidelijk worden hoe onzinnig haar vergelijking is.
Kan de theorie van het totalitarisme nuttig zijn?
Zoals we gezien hebben in de eerste deel van dit artikel, wordt het totalitarisme voornamelijk gebruikt om het communisme aan te vallen. In veel van deze gevallen wordt deze theorie gebruikt door mensen die volgens het totalitarisme vergelijkbaar zijn met de communisten: de fascisten. Dit laat zien hoe gevaarlijk de theorie van het totalitarisme is. De NSDAP bestaat niet meer. Dit betekent dat groeperingen die ideologisch heel dicht bij de nazi`s zitten, maar een andere esthetiek uitdragen, zich kunnen distantiëren van de NSDAP door ze te vergelijken met de Sovjet-Unie als ‘totalitaire regimes’. Dit laat toe dat deze groeperingen zich legitimeren als een alternatief voor de bevolking. Een voorbeeld hiervan is Voorpost, een fascistische organisatie, die het volgende op hun website heeft staan: “Statutair bestrijdt Voorpost elk totalitarisme en huldigt met die principiële opstelling het VN-handvest van de Rechten van de Mens inzake het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren. Onder totalitarismen rangschikken we alle dictatuurvormen van communisme tot fascisme en van marxistisch egalitarisme tot uitbuitend kapitalisme.”
In veel gevallen wordt de term ook door zogenaamde ‘socialisten’ gehanteerd, die deze term gebruiken om zich te distantiëren van het reële socialisme. Door het ‘stalinisme’ en het nazi-fascisme gelijk te stellen, kunnen ze zich als enige mogelijke optie voor de werkende klasse voordoen. Wat ze willen doen is de positie van de communisten verzwakken zodat ze hun reformistische beleid kunnen verkopen aan de arbeiders. Dit is voor de kapitalisten geweldig, want ze weten dat als deze opportunisten aan de machten komen, hun positie als heersende klasse onaangetast zal blijven.
De theorie van totalitarisme, zoals gepopulariseerd door Arendt, is alleen nuttig voor de burgerij. Het totalitarisme zoals geformuleerd door Arendt is een nutteloze theorie voor de arbeidersklasse die nooit de maatschappelijke verhoudingen in zijn totaliteit kan omvatten. Het zoeken naar vage en abstracte overeenkomsten tussen Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie bewijst de minderwaardigheid van deze nietszeggende analyse, omdat het de klassenverhoudingen niet in overweging neemt.
Er zijn veel landen die overeenkomsten hebben met de nazi’s, omdat ze landen bezetten en leegroven, hele bevolkingen vernietigen, minderheden onderdrukken, vrouwen onderdrukken, arbeiders terroriseren met politiegeweld en kapitalistische monopolies in de media hebben. Het zijn de kapitalistische landen die dat doen, niet de socialistische landen. Zij doen dit niet omdat ze ‘totalitair’ zijn, maar omdat het de aard is van hun productiewijze, het kapitalisme, dat de uitbuiting en onderdrukking als basis heeft. Alleen door een materialistische en dialectische analyse te maken van een maatschappij, waarbij rekening gehouden wordt met de klassenstrijd en niet met vage overeenkomsten, kan je concrete maatschappelijke verhoudingen bestuderen en begrijpen.
Het is de taak van de communistische beweging om het reële socialisme te bestuderen en lessen te trekken uit deze ervaringen. Voor ons, communisten, is het ook een historische taak om de strijd van al onze kameraden te verdedigen van anticommunistische leugens. Een ‘theorie’ die de Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland gelijkstelt is net zo nuttig voor de maatschappij als de burgerij die deze `theorie` omarmt, en hoort in de prullenbak van de geschiedenis.