Eirini*
De afgelopen tijd zijn er berichten verschenen over walgelijke uitspraken die gemaakt zijn tijdens een diner van het Amsterdamse studentencorps. Men spreekt van een zogenaamd ‘cultuurprobleem’, een gefaalde ‘cultuurverandering’. Maar waar komt deze cultuur vandaan en waarom blijkt het steeds zo moeilijk om deze cultuur te veranderen? Om dit te begrijpen, moeten we kijken naar de geschiedenis van de studentencorpora, maar vooral ook naar de hedendaagse functie van bepaalde corpora en voor wie deze elitaire clubjes bestaan.
Studentencorpora: verenigingen voor studenten uit de bourgeoisie
Diverse corpora zijn al sinds het einde van de 18e eeuw opgericht in een aantal steden in Nederland. Oorspronkelijk waren dit organisaties die bedoeld waren voor alle studenten, maar indertijd was de universiteit nagenoeg alleen toegankelijk voor de rijken, vooral de jonge mannen uit de burgerij (ook wel bourgeoisie of kapitalistenklasse) en kleinburgerij. Het waren vooral sociale clubs, bedoeld voor leden van de burgerij om kennis met elkaar te maken. Zo vormden ze een netwerk van hun toekomstige zakenpartners en concurrenten – begrippen die voor de kapitalistenklasse hand in hand gaan.
Een centrale taak van het studentencorps was de organisatie van de ‘ontgroening’. Dat is een vernederende en vaak gewelddadige rituele inwijding van leden in het corps. Al sinds de 19e eeuw leidden ontgroeningen in corpora tot talloze schandalen van extreem gewelddadige of gevaarlijke praktijken, in sommige gevallen zelfs met dodelijke afloop. Daarnaast hielden de corpora zich in sommige gevallen bezig met individuele (niet collectieve) belangenbehartiging. Deze specifieke organisatievorm paste dan ook perfect bij de klasse waarvoor die gemaakt was. Namelijk de klasse die zich vooral bezighield met competitie en uitbuiting van anderen voor persoonlijk gewin; de klasse die als motto heeft ‘de één z’n dood is de ander z’n brood’.
In de loop van de 20ste eeuw kregen ook vrouwen het recht om te studeren. Vooral na de Tweede wereldoorlog zijn universiteiten veel massaler geworden en zijn veel jongeren uit de arbeidersklasse tot deze onderwijsinstellingen toegetreden. Veel studentencorpora zijn echter trouw gebleven aan de klasse waarvoor ze gebouwd zijn. Dit had tot gevolg dat maar een kleine fractie van de studenten daar lid van is geworden. Veel studentencorpora dienen daarom, ongeveer net zoals in het verleden, als broedplaatsen van de meest elitaire elementen onder de studenten, waar toekomstige burgerlijke politici, zakenmensen, bankiers en hun aanhangers en lakkeien die een plek zoeken om veel alcohol te drinken en om te ‘netwerken’. Deze studentencorpora bestaan dus voor de jonge leden van de bourgeoisie, evenals gewone studenten die de illusie hebben dat ze carrière kunnen maken door te netwerken in deze elitaire clubjes. Maar het moge duidelijk zijn dat voor de grote meerderheid van studenten uit de arbeidersklasse het studentencorps een plek is waar niks te halen is. Dat geldt vooral ook voor de meisjes en vrouwen uit arbeidersgezinnen, die na hun studie ook in de rangen van de werkende bevolking komen te zitten.
Doordat de studentencorpora een burgerlijk karakter hebben, aangezien ze bestaan door en voor de bourgeoisie, is er een sterke invloed van de burgerlijke ideologie, en vooral de meest reactionaire elementen daarvan. Dat reflecteert zich in de ontgroeningen en andere praktijken van de elitaire studentencorpora. Dit burgerlijke karakter van de studentencorpora is van belang om te begrijpen waar de walgelijke vrouwenhaat die de afgelopen week is getoond vandaan komt, en waarom het zo standvastig is ondanks dat er al decennialang wordt geroepen dat er ‘cultuurveranderingen’ plaatsvinden.
Seksisme als een integraal aspect van de burgerlijke ideologie
Onderdrukking van vrouwen en seksisme heeft een zeer lange geschiedenis, die al begon bij het ontstaan van het private eigendom en de opdeling van de maatschappij in klassen. Met de vervanging van het moederrecht door het vaderrecht (d.w.z. dat de kinderen worden erkend als behorend tot de vader i.p.v. de moeder), kon de erfenis van alle private rijkdom en productiemiddelen via de vader naar zijn erfgenamen gaan. Hierdoor ontstaat een materiële basis voor de onderdrukking van de vrouw. Bovendien was de maatschappelijke arbeidsdeling bij de opdeling van de maatschappij in verschillende klassen zodanig vormgegeven dat de arbeid van de vrouw voornamelijk gericht was op de productie van wat door het gezin zelf geconsumeerd werd, oftewel huishoudelijke en niet maatschappelijke arbeid. Dat was de materiële basis voor de verwachting dat vrouwen zich beperkten tot het huishouden, en dat zich zo min mogelijk zouden bemoeien met politiek en maatschappelijke kwesties, dat onderwijs voor vrouwen niet nodig zou zijn etc.
Dit verandert onder het kapitalisme. Het kapitaal vereist een grote aanstroom van arbeidskrachten. De vrouw wordt dus weer massaal betrokken bij de maatschappelijke productie, doordat zij als loonarbeidster aan het werk moet. Bewegingen voor vrouwenemancipatie ontstaan en er worden allerlei vrouwenrechten afgedwongen. Maar tegelijkertijd gebruikt de kapitalistenklasse de ongelijkheid die historisch is ontstaan. Zij houdt die ongelijkheid in stand om de arbeidersklasse beter uit te buiten. Bovendien is het kapitalisme niet in staat om de voorzieningen te treffen die nodig zijn zodat de vrouwen uit de arbeidersklasse daadwerkelijk de mogelijkheden hebben om zich volledig te ontwikkelen. Terwijl er ongetwijfeld enorme stappen zijn gezet in vrouwenemancipatie, wordt de ongelijkwaardige positie van de vrouw en de daarbij behorende reactionaire, seksistische ideeën steeds opnieuw aangewakkerd. Seksisme is een integraal aspect van de verrotte burgerlijke ideologie, die egoïsme, competitie en ongelijkheid centraal stelt. Waarden als gelijkwaardigheid, solidariteit en collectieve strijd zijn onbekend voor de kapitalistenklasse. De burgerlijke klasseninhoud van de studentencorps en de vrouwenhaat die daaruit sijpelt zijn dus nauw met elkaar verbonden.
Lost ‘cultuurverandering’ de problemen op?
Sommigen denken dit te kunnen veranderen. Het Amsterdamse studentencorps bijvoorbeeld is een fusie van het oude ‘Amsterdamsch Studenten Corps’ (voor alleen mannen) en de ‘Amsterdamsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging’ (voor alleen vrouwen). Die tweede is een organisatie die opgericht is in het tweede helft van de 19e eeuw, in een tijd dat ook (een beperkt aantal) vrouwen uit de burgerij naar de universiteit gingen. Er zijn talloze pogingen gedaan om een ‘cultuurverandering’ in te brengen, bijvoorbeeld nadat er berichten in de media kwamen over grensoverschrijdend gedrag tijdens de ontgroening van 2021.
Het feit dat er formeel een poging gedaan wordt om verandering te brengen en de positie van vrouwen binnen de burgerlijke organisatiestructuren te verbeteren, ligt perfect in lijn met de huidige positie van de bourgeoisie in het bredere politieke vlak. Namelijk de wens van gedeeltes van de bourgeoisie om vrouwen uit de bourgeoisie een betere positie te geven binnen de bourgeoisie zelf. Maar vrouwenemancipatie botst tegen de fundamentele tegenstellingen van het kapitalistische systeem en het private eigendom zelf. Deze delen van de bourgeoisie komen niet verder dan meer vrouwelijke CEO’s eisen en meer vrouwen in andere burgerlijke bestuursposities etc.
Het zijn eisen die geen enkele betekenis hebben voor vrouwen uit de arbeidersklasse. Vrouwen uit de arbeidersklasse hebben immers heel andere problemen dan vrouwen uit de burgerij. Als onderdeel van de arbeidersklasse ondergaan deze vrouwen de dagelijkse uitbuiting op de werkplek. Zij worden in de eerste plaats onderdrukt door de kapitalist – of dat nu een man is of een vrouw. Daarbij worden veel vrouwen nog altijd systematisch minder betaald, en regelmatig worden vrouwen op de werkomgeving geconfronteerd met problemen zoals ongelijke behandeling of seksuele intimidatie. In de tweede plaats worden vrouwen belast met dubbele arbeid, doordat ze niet alleen moeten werken voor de kapitalist, maar ook nog altijd rond het huishouden vaak het meeste werk verrichten. De zorg voor kinderen, maar ook voor bijv. ouderen of mensen met een handicap, valt nog altijd voornamelijk op de schouders van de vouw. Die problemen blijven in het kapitalisme bestaan door het gebrek aan voldoende, gratis en kwalitatief hoogwaardige publieke voorzieningen voor kinderen, ouderenzorg etc.
De emancipatie die de vrouwen uit de burgerij voorstaan is betekenisloos voor de vrouwen uit de arbeidersklasse. De strijd voor de emancipatie van de vrouwen uit de arbeidersklasse is nauw verbonden met de strijd voor de emancipatie van de arbeidersklasse als geheel, de strijd tegen de kapitalistische uitbuiting, voor een maatschappij waarin de economie niet gericht is op de winsten van het kapitaal, maar op het voorzien in de behoeften van de bevolking. Dat vereist de afschaffing van het private eigendom, zodat de productiemiddelen en de welvaart in handen zijn van de maatschappij, in plaats van in handen van een kleine groep uitbuiters.
De strijd tegen seksisme is verbonden aan de strijd tegen het kapitalisme
In de burgerlijke media is veel geschreven over de vrouwenhaat die we zagen in het Amsterdamse studentencorps. Burgerlijke politieke partijen, journalisten en anderen hebben het veroordeeld. Dat is helemaal terecht. Maar ze zien het als een ‘incident’, als een probleem dat simpelweg is ontstaan door een verkeerde ‘cultuur’, die veranderd kan worden door een nieuw bestuur van het studentencorps die (opnieuw) een ‘cultuurverandering’ zal laten plaatsvinden. Het probleem wordt dus op een heel oppervlakkige manier veroordeeld, zonder het ‘incident’ te plaatsen in de context van het bredere maatschappelijke probleem waar dit een uitdrukking van is, en zonder de diepere oorzaak van het probleem te benoemen.
Als CJB veroordelen wij de vrouwenhaat afkomstig uit het Amsterdamse studentencorps, en verklaren dat dit afkomstig is van het burgerlijke karakter van de studentencorpora. Wij benadrukken dat studenten uit de werkende klasse en vooral studerende vrouwen niets te zoeken hebben bij dit soort verrotte burgerlijke kliekjes. Ook niet bij een studentencorps dat een ‘cultuurverandering’ heeft ondergaan.
Studenten kunnen een betere toekomst voor hunzelf en de hele maatschappij tot stand brengen met de collectieve, georganiseerde strijd. De strijd voor hun belangen via de studentenbeweging en vrouwenbeweging. De strijd voor een maatschappij zonder seksisme en andere vormen van discriminatie, waarin iedereen daadwerkelijk – en niet alleen op papier – gelijkwaardig is. Dat is de strijd voor de omverwerping van het kapitalisme en de opbouw van een socialistische maatschappij waar de CJB en NCPN voor strijden!
*Eirini is verantwoordelijke voor de Commissie Vrouwenstrijd van de NCPN en CJB en lid van het afdelingsbestuur van de afdeling Amsterdam van de CJB.