Tycho*
Op 5 juni 2023 is het 150 jaar terug dat het eerste schip genaamd Lalla Rookh met Hindostaanse contractarbeiders in Suriname aankwam. Daarom wordt deze dag in het bijzonder door de Hindostaanse gemeenschap herdacht. Javanen kwamen vanaf 1890 naar Suriname. Het systeem erachter wordt ook wel het ‘indentured labour system’ oftewel het systeem van contractarbeid genoemd. Tussen 1853 en 1939 zijn er ruim 74.000 mensen in Suriname aangevoerd.
Contractarbeid in het algemeen
Contractarbeid was niet nieuw in het Caribisch gebied. In Britse koloniën werden eerder al witte gevangenen en arme mensen gebracht voordat slavernij werkelijk opgang kwam. Het zware werk op de plantages moesten zij toen doen. Daarna duurde het weer bijna twee eeuwen voordat contractarbeid gebruikt werd.
Contractarbeid kwam op meerdere continenten voor en ook in de Amerika’s van het noorden in Canada tot aan Peru in het zuiden werden Aziatische contractarbeiders gebruikt. Wij gaan hier meer in op de Caribische context en in het bijzonder de situatie in Suriname.
De eerste contractarbeiders waren Chinezen in Trinidad in 1806. Toen ging het om een experiment, maar pas na de afschaffing van slavernij in de Britse koloniën werd door kapitalisten op grote schaal gebruik gemaakt van contractarbeiders. Zij moesten namelijk de voormalig tot slaaf gemaakten vervangen, aangezien die op grote schaal de plantages verlieten. Daarnaast lukte het de voormalig tot slaaf gemaakten, mede door succesvolle stakingen, een hoger loon te eisen. De Aziatische contractarbeiders waren dan ook nuttig om de lonen van andere arbeiders te drukken. De meeste gingen naar Guyana en Trinidad. Nederlandse kapitalisten in Suriname zagen hoe succesvol de uitbuiting in het buurland Guyana kon plaatsvinden en gingen ook pleiten voor Aziatische contractarbeiders.
Vaak wordt de term ‘planters’ gebruikt. Maar die term is onjuist want zij plantten niets en om ervoor te zorgen dat de plantages winstgevend bleven hadden ze nieuwe arbeiders nodig. Het systeem mocht echter niet teveel op slavernij lijken, want dat was net afgeschaft. Hoewel er zeker verschillen waren, was de grootste overeenkomst dat door Europese kapitalisten mensen op een brute manier zwaar werden uitgebuit en dit gelegitimeerd werd door een racistische ideologie.
Veel hedendaagse ‘wetenschappers’ die kolonialisme goedpraten en de onderdrukking van de contractarbeiders bagatelliseren, beweren dat de contractarbeiders door hun emigratie erop vooruit gingen. Los van het feit dat het een discutabele manier van argumenteren is, hebben ze het dan niet over de situatie in India en Indonesië zelf. Dat waren namelijk ook koloniën waarbij mensen bruut uitgebuit werden. De industrie die voor de koloniale periode bestond, werd door de kolonisten vernietigd zodat er een algehele achteruitgang ontstond met als gevolg enorme hongersnood, armoede en hoge sterfte. Dit maakte het mogelijk dat arbeiders vertrokken naar Suriname en andere koloniën.
Omstandigheden van de contractarbeiders
De term contractarbeiders geeft misschien de illusie dat er een contract getekend werd als gelijken. Onder kapitalisme zijn arbeiders niet gelijk aan kapitalisten en al helemaal niet tijdens het koloniale tijdperk. Dwangarbeiders zou een betere term zijn om de situatie van de Aziatische arbeiders te omschrijven. Ze werden namelijk onder valse voorwaarden geronseld en er werd een beeld geschetst van een paradijs in Suriname en andere Caribische koloniën. Sommige arbeiders werden niet eens geronseld maar werden simpelweg gekidnapt om op die manier te voldoen aan de aantallen arbeiders die geleverd moesten worden. Daarom vluchtten soms al mensen in het depot in India zelf. In Suriname hadden deze arbeiders vaak een ‘contract’ van 5 jaar.
De omstandigheden waaronder de contractarbeiders werkten en leefden waren zwaar. Dit begon al op de schepen waarmee ze werden vervoerd. De voeding was slecht, er was weinig ruimte en mede door de onhygiënische omstandigheden werden er veel mensen ziek en was er zelfs een hoog sterftecijfer.
Aangekomen in Suriname werd de situatie niet veel beter. De verlaten barakken van de voormalig tot slaaf gemaakten op de plantages werden de ‘woningen’ voor contractarbeiders. Zelfs volgens de wetgeving waren de woningen te slecht om in te wonen. Medische zorg was er nauwelijks en werd verder op bezuinigd.
In de brandende zon moest er keihard gewerkt worden om al het riet te kappen. Opzichters mochten arbeiders op barbaarse manieren mishandelen wanneer het de opzichters nodig leek. De werkomstandigheden waren gevaarlijk en de lonen laag. Om de productie te verhogen werd er naar verloop van tijd ook geen dagloon meer betaald, maar pas wanneer bepaalde productie werd gehaald. Continu werden de taken verzwaard en mede daardoor werd er nog minder uitbetaald aangezien de arbeiders de nieuwe taken niet konden voltooien. Er was zogenaamd een minimumloon, maar vaak werd er minder betaald. Onder het mom van ‘luiheid’ en ‘niet willen werken’ werden uitgeputte of opstandige contractarbeiders gestraft en de gevangenis in gegooid.
De kapitalisten die profiteerden
In Suriname kwamen de arbeiders op verschillende plantages te werken die eigendom waren van Europese bedrijven. De meeste en grootste plantages waren eigendom van de Nederlandse Handel-Maatschappij (NHM). Ter vervanging van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC) werd de NHM in 1824 door Koning Willem I opgericht en hij had er ook aandelen in. De rijkdom van het koningshuis is dus mede op de wrede uitbuiting van contractarbeiders gebaseerd. In 1964 fuseerde het met de Twentse bank en na nog wat overnames en fusies is dit nu ABN AMRO geworden. Tot aan de opheffing bezat de NHM plantages in Suriname.
Onder directe verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat werden de contractarbeiders naar Suriname gehaald. De Nederlandse staat subsidieerde dan ook de reizen van Azië naar Suriname. De koning tekende ook het contract, genaamd het Koelietraktaat, waarmee arbeiders geronseld konden worden. Zo was de Nederlandse staat de facilitator van de private ondernemingen in Suriname.
Voor het vervoeren van de arbeiders werden specifieke boten gemaakt en dit was op zich ook al winstgevend. Veerbootmaatschappij P&O Ferries, die afgelopen jaar nog recordwinsten maakte na het massaal ontslaan van werkers, vertelt zonder gêne hoe een voorloper van dit bedrijf contractarbeiders vervoerde.
De kapitalisten in Suriname waren ook nog eens georganiseerd in bijvoorbeeld de Vereeniging van Planters. Hoewel de Nederlandse staat de reizen mochten subsidiëren en faciliteren, mocht het geen (lichte) kritiek op de behandeling en uitbetaling van de arbeiders hebben. Als er kritiek kwam, dan kwam deze Vereniging als collectief in verweer. Verder bleven ze pleiten voor de aanvoer van arbeiders.
De directie van de plantages waren altijd witte Nederlanders. Hun levensomstandigheden waren zeker niet zo slecht als die van de arbeiders. Het tegendeel zelfs. Rondom de plantages woonden ze niet in barakken maar in grote huizen die goed werden onderhouden. Het contrast kon bijna niet groter zijn.
Strijd tegen de onderdrukkers en uitbuiters
De levensomstandigheden moesten wel tot verzet leiden en dit gebeurde dan ook. Vaak nadat er opstanden waren geweest probeerden de onderdrukkers de redenen te verklaren. Geen van hen kwam echter op het idee dat dit misschien met het systeem van contractarbeid zelf te maken kon hebben. Friedrich Engels beschreef het verzet al in 1857:
“De koelies die naar het buitenland emigreren, komen in opstand en vechten aan boord van elk emigrantenschip, alsof ze het afgestemd hadden, om het bezit ervan, en zinken liever mee naar de bodem of komen om in de vlammen dan dat ze zich overgeven.”
Verzet is er al vanaf de eerste groep Chinese contractarbeiders. Even later, toen de eerste Indiase contractarbeiders kwamen, was het binnen een maand al raak en was er al een opstand die onderdrukt moest worden. De onderdrukkers hadden de hoop dat de Javaanse contractarbeiders wat minder opstandig zouden zijn, maar ook deze groep was betrokken bij verschillende opstanden. Veertig collectieve opstanden van Hindostaanse contractarbeiders, waar overigens ook andere bevolkingsgroepen bij betrokken waren, zijn er geteld. Dit zonder ooit een formele organisatie te hebben.
De Nederlandse kolonisatoren maakten hun roem als meest wrede onderdrukkers uit de periode van de slavernij weer waar door de grootste moordpartij op contractarbeiders uit te voeren. Dit was in 1902 op de plantage Mariënburg. In totaal vielen er 24 doden en tal van gewonden. De doden werden stiekem anoniem in een massagraf gedumpt.
Bruut militair geweld was er ook bij een eerdere opstand uit 1884 op de plantage Zorg en Hoop. Bij deze opstand, waarbij ook veel vrouwen waren betrokken, riep de contractarbeider Challoo Ramjanee op om tegen de onderdrukkers en uitbuiters te strijden. Voor Janey Tetary was dit het teken om de vrouwen te organiseren en alles te verzamelen wat ze konden vinden om als wapens te gebruiken. Na een felle strijd werd ze van een afstand van 1 meter doodgeschoten toen ze een fles probeerde te werpen naar een militair. Zoals wel vaker in de koloniale geschiedenis wonnen de superieure wapens van de kolonisator het van het volk dat voor haar rechten opkwam. Een districtscommissaris stuurde naar de gouverneur dat “rust en orde op voorbeeldige wijze zijn hersteld.” Trots waren de onderdrukkers op de verschillende moordpartijen die ze nodig hadden voor hun zogenaamde rust. Zonder deze wreedheid kon het systeem niet in stand gehouden worden.
Toch werden zeker niet alle opstanden van arbeiders verloren. Ook het afschaffen van het Indiase systeem van contractarbeid is verbonden met het verzet. Niet zozeer in het Caribisch gebied, maar het toenemende verzet in het toenmalige Britse India. Brieven van verschillende contractarbeiders uit verschillende koloniën die leefden onder het misdadige systeem werden in kranten gepubliceerd. Ook die van arbeiders uit Suriname. De opkomende nationalistische beweging richtte zich dan ook op het systeem van contractarbeid. Als concessie om het verdere Britse Rijk met haar gigantische winsten in stand te houden werd het systeem in 1920 ook afgeschaft. Nederland bleef echter Javanen halen tot 1940.
Verdeel en heers
De contractarbeiders werden gehaald om de lonen te drukken van de voormalig tot slaafgemaakten. Dit zorgde er al mede voor dat tussen de bevolkingsgroepen frictie ontstond. Het verenigen van beide groepen ging dan ook moeizaam, omdat de contractarbeiders geïsoleerd werden in hun leven. Daarnaast werd het de contractarbeiders ook verboden te werken in de opkomende mijnindustrie. Toch waren er al voorbeelden van onderlinge solidariteit. Dit is natuurlijk een gevaar voor het systeem in alle koloniën, dus er werd alles aan gedaan om dit tegen te gaan.
In de jaren ’30 werd onder Anton de Kom echter eenheid gecreëerd. Ook de vakbonden hebben daaraan bijgedragen, maar tot op de dag van vandaag gaat het moeizaam om de verschillende bevolkingsgroepen te verenigen, mede door de etnische politiek die na de Tweede Wereldoorlog werd gestimuleerd. Tal van onderzoekers willen ons doen laten geloven dat eenheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen niet mogelijk is.
Dat dit onzin is, bewees het buurland Guyana. Geïnspireerd door de socialistische Sovjet-Unie en het marxisme, kwam de Progressieve Volkspartij op voor de belangen van de arbeiders en boeren. Deze partij werd o.a. geleid door Cheddi Jagan, een afstammeling van Indiase contractarbeiders. In de koloniale tijd in 1953 won deze partij al de verkiezingen. Met succes werden er allerlei maatregelen doorgevoerd die bevorderlijk waren voor de bevolking en die ten koste gingen van de belangen van de kapitalisten. Na 133 dagen as dit voor de Britse kolonisator genoeg reden om de verkiezingen te annuleren en de regering naar huis te sturen. De strijd stopte echter niet en de partij won in 1957 wederom de verkiezingen.
Toen de Cubaanse revolutie zegevierde en de buitenlandse monopolies en kapitalisten daar werden onteigend, ontstond angst onder de heersende klasse dat meer plekken in het Caribisch gebied dit voorbeeld zouden volgen. Onder president Kennedy werd het programma Alliance For Progress opgezet en geld gegeven aan de oppositie. Dit geld kwam van de CIA en mede via vakbonden uit Engeland en de Verenigde Staten kwam dit terecht bij de oppositie. Deze oppositie kon met dit geld o.a. stakingen organiseren. Etnische politiek werd gestimuleerd. De Progressieve Volkspartij zou problematisch zijn omdat Indiërs in de leiding zouden zitten. Uiteindelijk kwam er een coup die resulteerde in een dictatuur die pas eindigde na de dood van de door de CIA gesteunde zwarte president Burnham in 1985. Overigens had de Nederlandse overheid hier ook een aandeel in.
Als het gaat over onderlinge strijd tussen bevolkingsgroepen, moet de hand van de imperialistische landen nooit vergeten worden. Dit wordt structureel achterwege gelaten, om het idee in stand te houden dat bevolkingsgroepen elkaar zouden moeten haten. Die haat wordt echter bewust gecreëerd door de kleine groep uitbuiters die winsten behalen door de verdeelde arbeidersklasse uit te buiten, en waarvan de meeste politici in Suriname ook de belangen verdedigen. Het probleem nu in Suriname is dan ook niet dat de president een Hindostaan is, maar dat zijn partij de VHP sinds haar oprichting de belangen van buitenlands multinationals verdedigt ten koste van de bevolking. Bij de andere grote politieke partijen die sinds de onafhankelijkheid de presidenten hebben geleverd is dit net zo. De verschillende politici van de verschillende bevolkingsgroepen hoeven we dan ook niet te eren.
Wie we wel moeten eren zijn de strijdbare contractarbeiders. Zij hebben in het Caribisch gebied en in het bijzonder in Suriname een heldhaftige strijd geleverd voor emancipatie die gekend moet worden. Net zoals de (Nederlandse) koloniale misdaden bekend moeten worden bij de arbeidersklasse, om zo in te zien dat alle praatjes over democratie en mensenrechten hypocriet zijn en de verschillende Nederlandse politici enkel opkomen voor de winsten van Nederlandse multinationals in zowel Nederland als het buitenland. Zo was het in 1873 en zo is het 150 jaar later nog steeds. De heldhaftige strijd van de contractarbeiders van destijds inspireert om de strijd in Nederland, het Caribisch gebied, India en Indonesië tegen hetzelfde imperialistische systeem vandaag voort te zetten.
* Tycho is lid van de Commissie Antiracisme en Antifascisme van de NCPN