Luuk

Zaterdag 18 februari herdachten de NCPN en CJB de moedige Februaristaking van 1941. De afgelopen maanden hebben wij de speeches die hier gegeven werden online gepubliceerd. Vandaag publiceren we de laatste speech. Deze speech werd geschreven door de Commissie Bedrijven- en Vakbondswerk, en namens die commissie las Luuk de speech voor. Net als bij de andere voordrachten wordt hier de geschiedenis met de actualiteit gelinkt. De vooroorlogse machtsopbouw, met daarin een cruciale rol voor de CPN, gaf de Nederlandse arbeidersklasse om in verzet te komen tegen de nazibezetter. Netwerken en cellen, onmisbaar voor het verspreiden van de Februaristaking, werden al aangelegd voordat de Duitsers binnenvielen. Ook nu kunnen wij leren van de machtsopbouw die toen plaatsvond.

Alhoewel vaak betoogd wordt dat de Februaristaking een spontane opwelling van de bevolking was, weten wij als NCPN en CJB dat dit niet het geval was. De staking kon alleen doorgaan doordat er een bewuste arbeidersklasse was die ook organisatievormen had opgebouwd en een communistische partij die daarmee kon werken. Wij willen vandaag stil staan bij die machtsopbouw van de arbeidersklasse en de rol van de CPN hierin. Als we het hebben over de machtsopbouw van de arbeidersklasse bedoelen we het vermogen van de arbeidersklasse om georganiseerd op te treden. En niet alleen zomaar optreden, maar specifiek optreden voor hun eigen belangen, niet meegesleurd worden in de plannen van allerlei andere klassen. En daarbovenop betekent machtsopbouw ook het vermogen om concessies af te dwingen van de kapitalisten.

Het aspect van machtsopbouw waar we vandaag dieper op in willen gaan is de eenheid van de arbeidersklasse. Als we zeggen ‘eenheid van de arbeidersklasse’, bedoelen we dat de gemeenschappelijke belangen van de arbeidersklasse worden benadrukt zonder de andere onderdrukkingen, waar delen van de arbeidersklasse mee te maken hebben, te negeren. Hoe zag dit er concreet uit? En wat was de rol van de CPN hierin? 

De arbeidersklasse in de eerste helft van de twintigste eeuw werd voor grote delen gecontroleerd door de sociaaldemocraten. Deze stonden herhaaldelijk in de weg om de machtsopbouw van de arbeidersklasse vooruit te helpen. Een van de weinige monumenten in Rotterdam die met de arbeidersklasse te maken hebben, staat hier bij stil. In Rotterdam-Zuid staat een kunstwerk ter ere van Edo Fimmen, een vakbondsleider in de transportsector. Het bijzondere van hem is dat hij alle arbeiders, ongeacht kleur, wilde organiseren; niet apart maar in één grote vakbond. Hierin werd hij door zijn collega’s binnen de sociaaldemocratische vakbond tegengehouden. Dit was namelijk ook de insteek van communisten. En die partij moest koste wat het kost geweerd worden uit de vakbond.

Vanaf 1911 waren er bijvoorbeeld Chinese gastarbeiders in Nederland, de eerste niet-Europese gastarbeiders. Als je de teksten van sociaaldemocratische leiders en kranten leest, dan schrik je van al het racisme. Ook andere arbeiders van kleur kwamen naar Nederland en werden soms geweigerd binnen vakbonden, onder het mom “gevaar voor werkgelegenheid”. Onzin natuurlijk, en hier werd strijd tegen gevoerd zodat iedereen zich kon organiseren. Succesvolle stakingen met in het bijzonder Indonesiërs waren er dan ook.

Zulk anticommunisme werd deels ingegeven doordat op verschillende plekken sociaaldemocraten aan de macht kwamen en zo meeregeerden binnen het kapitalistische staatsapparaat en daarmee aanvallen op het levenspeil van de arbeidersklasse uitvoerden. Dit nam alleen maar toe in de crisisjaren van de jaren ‘30. Hiertegen kwam uiteraard verzet, en dit verzet werd geleid door communisten. Het anticommunisme was een aanval op de eenheid van de arbeidersklasse, het leidde ertoe dat communisten vanaf november 1933 t/m 1971 niet meer welkom waren binnen de vakbond NVV, de voorloper van de huidige FNV. Het was een bewuste strategie die toen (maar ook nu) cruciaal was voor het kapitaal om het makkelijker voor hen te maken om hun winsten te bewaken, de stabiliteit van het burgerlijke politieke systeem te waarborgen en de arbeidersklasse verder de armoede in te drukken. Want als de burgerij afstand weet te creëren tussen de arbeidersklasse en haar communistische partij, verliest de arbeidersklasse een belangrijk wapen in haar strijd.

Communisten konden dan wel geweerd worden uit de vakbeweging, maar niet alle arbeiders zitten in de vakbeweging. Arbeiders werden op hun werkplek georganiseerd onder meer door cellen op de bedrijfsplekken op te bouwen. Dit gebeurde al vanaf 1924 toen de partij steeds meer inspiratie haalde uit de behaalde successen van de Russische communisten, de Bolsjewieken. Met eigen bedrijfskranten, maar ook in de lokale en landelijke kranten, werd het overheidsbeleid bekritiseerd en werd er verteld over de strijd die er in heel Nederland en daarbuiten gaande was.

Vanuit de derde internationale waren er ook arbeiders georganiseerd. In het bijzonder met de rode vakbonds oppositie. Deze werkte, zover het kon, binnen de vakbond en zorgde ervoor dat de vakbonden strijdbaarder werden. Met veel succes. Ook zorgde het ervoor dat alle arbeiders mee konden doen in de vakbond. 

Onder kapitalisme kunnen nooit alle arbeiders tegelijk werk vinden, en zeker in de crisisjaren nam het aantal werkzoekenden dan ook enorm toe. De kapitalisten probeerden werkenden en werkzoekenden vaak tegen elkaar uit te spelen, door werkzoekenden te gebruiken om stakingen te breken, stakers te vervangen, of simpelweg het loon van arbeiders naar beneden te drukken. Wij als communisten begrijpen natuurlijk dat het hier om een en dezelfde klasse gaat, de arbeidersklasse, die uiteindelijk dezelfde belangen heeft of zij nou werkend of werkloos is. De CPN begreep dit ook. Door het hele land werden óók de werklozen georganiseerd in werkloze strijdcomités. Vooral om niet de moed te verliezen dat verandering en verbetering niet mogelijk zouden kunnen zijn. Ook zorgde het ervoor dat werkzoekenden stakingen juist gingen ondersteunen, in plaats van te breken door bij een werkplek te gaan werken. Dat besef, dat de werkloze en de werker deel zijn van dezelfde klasse, is een groot inzicht in klassenbewustzijn gerealiseerd door communisten. Het bewijst ook maar weer dat de gehele arbeidersklasse baat heeft bij een wetenschappelijke marxistische analyse van het kapitalisme.

Ook buiten het gebied van het werk was de CPN actief. Bijvoorbeeld in de arbeidersbuurten, en dan in het bijzonder in de strijd voor woonzekerheid en de stijgende kosten. Als reactie op deze stijgende kosten werden huurstakingen georganiseerd: de huur werd niet meer betaald totdat er werd voldaan aan de eisen. Bijzonder hierin was ook de rol van vrouwen die door verantwoordelijk te zijn voor de daadwerkelijke betalingen hun medebuurtbewoners organiseerden. Tal van successen werden hierbij behaald, zoals het tegenhouden van huurverhogingen en zorgen dat woningen werden opgeknapt. Op deze manier poogde de CPN om de machtsopbouw nog verder te versterken en ook de huisvrouwen erbij te betrekken. Zo werd er eenheid gecreëerd en konden deze vrouwen ook een belangrijke rol spelen in de klassenstrijd. 

Het is dit klassenbewustzijn dat ook bijdroeg aan de strijd tegen fascisme. Hiertegen werd namelijk al gestreden vanaf de jaren ‘20, toen in Italië de fascisten al de macht overnamen. Er werd gelijk op gewezen dat ze de steun kregen van het grootkapitaal, grootgrondbezitters en andere reactionaire krachten. Waar de burgerlijke media positief tegenover Mussolini stond en in het Algemeen Dagblad hij zelfs tot meest populaire politicus werd benoemd, was dit in de communistische kranten wel anders. De partij bleef erop wijzen dat fascisme ook in Nederland mogelijk was. De jaren ‘20 waren namelijk ook de tijd dat Nederlandse bedrijven groeiden tot multinationals, die steun aan fascisten gaven. Zowat elke hedendaagse multinational die toen bestond had warme banden met de nazi’s, aangezien onder het fascisme enorme winsten makkelijker te behalen waren voor het kapitaal. Deze aanhang was nóg prominenter in de koloniën.

Nadat de nazi’s de macht hadden overgenomen in Duitsland werd de arbeidersstrijd tegen fascisme alleen maar verhevigd. Al moesten de arbeiders hierbij geen steun verwachten van de Nederlandse staat. De geheime diensten werkten namelijk al veel samen met de nazi’s om arbeiders die de Nederlandse grens over vluchtten terug te sturen. De verbindingen waren innig en tegen de NSB, de Nederlandse fascisten, werd ook veel minder gedaan dan tegen de strijdbare arbeidersklasse. In de koloniën werden communisten al helemaal geweerd, maar kreeg de NSB vrij spel. Daarnaast, bij de vele demonstraties, stakingen en opstanden van de arbeidersklasse in Nederland zelf, kreeg de strijd al te maken met de terreur van de Nederlandse staat. Vele zwaargewonden en zelfs doden waren het gevolg van het staatsgeweld. Dit maakt het almaar duidelijker dat er geen grote verschillen zaten tussen de Nederlandse bourgeoisie en de Duitse fascisten. Dit verklaart ook deels waarom de Nederlandse bourgeoisie aan het begin van de oorlog haar neutraliteit uitriep.

Vanwege het opkomend fascisme werden arbeiders bewust gemaakt van wat fascisme in Duitsland betekende. Arbeiders bewust maken van fascisme en echt antifascistisch werk doen, betekent niet alle arbeiders die misschien een keer op extreemrechts hebben gestemd als fascist te bestempelen. Arbeiders werd uitgelegd hoe de fascisten demagogen waren, en helemaal niet tegen de elite waren, nee, de belangen van fascisten en het grootkapitaal kwamen (en komen) overeen. Een bijzonder interessant voorbeeld van antifascisme, was een werkloos persoon die met een nazi das op kwam dagen. Het werd aangeraden om die das af te doen door de andere werkzoekende arbeiders. Toen de persoon de das afdeed vroeg hij wel om een andere das en er werd geld voor hem ingezameld. In de havens werden ook continu vlaggen van de nazi’s van schepen afgehaald omdat fascisme niet werd geaccepteerd. 

Dit bewustwordingsproces werd ook ondersteund door internationale ontwikkelingen. De CPN onderdeel was van de internationale communistische beweging, die in die tijd als grootste uiting van eenheid de Communistische Internationale had. Daar werd al heel lang gesproken en gediscussieerd over het fascisme en de beste manieren om het fascisme te bevechten. Bijvoorbeeld door de Duitse communisten die naar Nederland vertrokken en die onderdak kregen bij vele Nederlandse communisten, mede door de organisatie de Internationale Rode Hulp. Maar ook dor de Nederlandse Internationale Brigade, opgezet door de CPN, waarmee 700 vooral communistische Nederlanders afreisden naar Spanje om te vechten en medische hulp te verlenen in de Spaanse Burgeroorlog, waar de fascisten aan de macht probeerden te komen. In de reactie van de Nederlandse staat op deze 700 zien we nogmaals de overlap van belangen tussen de Nederlandse bourgeoisie en de Duitse fascisten: bij terugkomst werden de overgebleven 300 Brigadisten hun Nederlanderschap, hun paspoort, afgenomen. Deze kregen zij pas terug ver in de jaren ‘70, ruwweg 40 jaar later. De Nederlanders die voor de fascisten hadden gevochten kregen deze daarentegen al direct na hun straf na de oorlog terug. Desondanks leverde dit alles de arbeidersklasse getrainde en ervaren mensen op die later van grote waarde zouden zijn. Door de ondermijning van de eenheid en de macht van de arbeidersklasse, door zij die kapitalisme verdedigden, bleef het fascisme groeien totdat het voor onze eigen deur stond.

Oorlog

Ondanks de inzet op neutraliteit viel Nazi-Duitsland Nederland op 10 mei 1940 binnen als onderdeel van hun imperialistische veroveringsoorlog. Na het bombardement op Rotterdam 5 dagen na de inval capituleerde de gevluchte burgerlijke regering. Een verdere strijd van enkele dagen op de Zeeuwse eilanden mocht niet baten, de bezetting van Nederland door Nazi-Duitsland werd een feit.

De nazi-bezetter deed zich voor als redder, onderdeel van het proces om zijn fascistische macht te consolideren in de hoop dat de Nederlanders welwillend onderdeel van het Derde Duitse Rijk zouden worden. ‘Tegenstanders van het Arische volk’ werden in kaart gebracht, zover de Nederlandse politie en geheime dienst dat niet al hadden gedaan; politieke partijen en vakbonden werden illegaal verklaard, ontbonden, gecoöpteerd. De fascisten zetten hun haviksklauwen in de sociale en arbeidersbeweging, gereed om deze open te rijten. Levensmiddelen werden op de trein naar Duitsland gezet. De lonen en uitkeringen waren aan het begin van de oorlog bevroren en waren ontoereikend om arbeiders en hun gezinnen in het levensonderhoud te voorzien. De werktijd voor arbeiders in de werkverschaffing werd zonder compensatie verlengd. De metaalarbeiders in Amsterdam-Noord werden middels quota verplicht om in Duitsland te gaan werken. Zo laat de geschiedenis, de praktijk, de aard van de fascisten weer zien: ze creëren een hemel voor de kapitalisten, en een hel voor alle uitgebuitenen. In andere woorden, het voortzetten van de vooroorlogse politiek van de Nederlandse kapitalisten, in zowel de koloniën als Nederland, maar dan met andere, zwaardere, middelen.

Ideologisch gestoeld op onder andere het antisemitisme kon het niet lang duren: na 1940 voerde de nazi-bezetter geleidelijk steeds meer anti-Joodse maatregelen in. De anti-Joodse maatregelen kunnen echter niet los worden gezien van het proces om de macht van de arbeidersklasse kapot te slaan en zo harder uit te kunnen buiten. Sterker nog, ze zijn er onderdeel van, een bewuste strategie om de eenheid van de arbeidersklasse te ondermijnen en dus de arbeidersklasse zwakker te maken. Ten tijde van het fascisme neemt de uitbuiting en het leed van de bevolking alleen maar toe. Daarmee wordt echter voor nog grotere delen van diezelfde bevolking helderder waar de fascisten werkelijk voor staan, namelijk de dictatuur van het kapitaal, en wordt het organiseren van verzet daartegen, mede door de CPN, in die zin eenvoudiger. Verdeel en heers, zondebok politiek, onwetenschappelijke rassenhaat in plaats van klassenstrijd waren belangrijke aspecten voor de fascisten om de uitbuiting en repressie te rechtvaardigen.

De fascisten stelden concreet dat het verzet en de protesten tegen de anti-Joodse maatregelen het gevolg waren van ‘opruiende joodse bendes’, om zo de bevolking te verdelen en de arbeidersklasse te verzwakken. Pogingen van de NSB om anti-Joodse demonstraties te organiseren liepen uit in vechtpartijen tussen NSB-knokploegen, genaamd de Weerbaarheidsafdeling (WA), en knokploegen van Joden, communisten en andere antifascisten. Zulke onrust, maar specifiek de vechtpartij op 11 februari 1941 waarbij een van de WA-mannen, Hendrik Koot, om het leven kwam gebruikten de fascisten voor nog verdergaande repressie tegen de joden. De fascisten zagen hun kans, op 22 en 23 februari volgden de eerste razzia’s sinds de bezetting. 427 Joodse mannen werden opgepakt en afgevoerd. Uiteindelijk hebben maar 3 van deze mannen de oorlog overleefd.

Hierna doet de burgerlijke geschiedschrijving ons geloven dat deze woede vervolgens spontaan tot de Februaristaking op 24 en 25 februari leidde. Het was een bewuste zet van één partij die het lukte deze woede aan te voelen, te bundelen aan de bredere strijd en vervolgens te vertalen in eenheid van verzet. Een partij die zich al jaren inzette tegen racisme en kolonialisme, de CPN. Een partij die zich jarenlang had voorbereid op de illegaliteit, er al in had gewerkt, én direct na de inval haar werk ondergronds doorzette.

De CPN zette al haar werk namelijk ondergronds door; zij bleef strijden tegen racisme en kolonialisme; zette in op de bedrijvenstrijd bij o.a. de ambtenaren, de havens en de werkverschaffing; en bereikte de massa middels partijkrant De Waarheid tijdens de bezetting. Tezamen met de praktijk van de gevluchte kameraden uit Duitsland via de Rode Hulp, de strijd in de Internationale Brigades tijdens de Spaanse burgeroorlog en de theorie over het fascisme vanuit de Komintern, positioneerde de CPN zich als dé partij om de Februaristaking te kunnen organiseren. Hiermee toonde de partij dat ze een leidende kracht in het verzet was.

Ieder van deze elementen speelde een rol in de mogelijkheid voor de CPN om de Februaristaking te organiseren. Het was echter allereerst en voornamelijk een staking. En voor stakingen heb je stakers nodig. Het vooroorlogse werk van de bedrijfscellen, waarin de communisten zich hadden opgeworpen als verdedigers van de arbeidersklasse, de rol die ze hadden doorgezet in de illegaliteit, was hierin van cruciaal belang. Zo kwam het in de weken en maanden vóór de Februaristaking al tot succesvol verzet. In de metaalbedrijven werd meermaals succesvol gestaakt tegen uitzending naar Duitsland. De quota werden verlaagd. De werklozen demonstreerden voor hogere uitkeringen, arbeiders in de werkverschaffing weigerden om langere werkdagen te maken tegen hetzelfde loon. De bijstand werd door het stadsbestuur van Amsterdam verhoogd na een optocht van huisvrouwen. Gezien communisten bijna overal hun collega’s en mede arbeiders overtuigden tot staking, waren er zonder het werk van de CPN in de bedrijven geen stakers geweest om te organiseren, was er geen Februaristaking geweest. In deze zin was de Februaristaking het resultaat van jaren van hard werk van de communisten om de arbeidersklasse te organiseren en haar te ondersteunen en leiden in de strijd voor haar belangen. Dus zeker niet een puur spontane uitbarsting!

Ondanks al haar pogingen om klassenstrijd met rassenstrijd te vervangen, bleken de Duitse en Nederlandse fascisten niet in staat het verzet van de arbeiders- en sociale beweging te breken, noch die van de eenheid van Joden en niet-Joden. Sterker nog, de algemene staking op 25 en 26 februari, de Februaristaking, zorgde ervoor dat Nederland niet meer zomaar kon worden ingelijfd bij Nazi-Duitsland. Voor de Februaristaking was de bezetter ervan overtuigd dat de Nederlandse arbeidersklasse, als een zogenaamd broederlijk “Arisch ras”, in zou stemmen met een regering gevormd door de NSB, en dat Duitsland haar troepen weg kon halen bij Nederland. Echter hebben de werkende mensen van Nederland dit idee bestreden door hun heldhaftige acties. Nederlandse mannen konden daarom niet het Duitse leger ingestuurd worden en boeren konden niet gedwongen worden om te verhuizen naar Oost-Europa om het land daar te ‘germaniseren’ nadat de voormalige inwoners vermoord of verdreven waren door de legers van de Duitse fascisten.

Maar fascisme of niet, het blijft een strijd tegen de dictatuur van het kapitaal en haar klasse. Het arbeidersverzet onder leiding van de CPN was dan ook een voortzetting van de klassenstrijd van voor de oorlog. Slechts onder andere, zwaardere, omstandigheden. De CPN heeft aangetoond dat de eenheid van de arbeidersklasse een cruciaal wapen is in de strijd tegen het kapitaal. En dat deze niet los te maken is van de machtsopbouw van de arbeidersklasse. 

Net zoals vandaag de dag en daarom: hulde aan de CPN, hulde aan de NCPN, hulde aan de Februaristakers!