Afroditi Reggiou

De afgelopen jaren is er meer aandacht voor psychische problemen. Zo’n 17% van de werkende mensen vertoont burn-outverschijnselen. Het is dan ook geen toeval dat werkdruk en werkstress belangrijke strijdpunten zijn bij stakingen en acties in de afgelopen periode, naast natuurlijk loonsverhogingen om de inflatie het hoofd te bieden en andere arbeidsvoorwaarden. Ook onder jongeren is er een grote toename aan problemen op het gebied van geestelijke gezondheid. Recent kondigde Maarten van Ooijen, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een hervorming aan om de psychologische hulp voor jongeren te ‘begrenzen’, omdat er sprake zou zijn van een ‘grenzeloze groei’. De echte vraag is natuurlijk waarom die groei zich voordoet, bij zowel jongeren als volwassenen. De mensen die lijden aan een psychische aandoening en hun gezinnen worden geconfronteerd met talloze problemen, zoals beperkingen in de voorzieningen, uitgaven en onbegrip door negatieve voorstellingen en stereotypen die nog altijd rondzweven in de maatschappij.

Deze kwestie, waar vooral mensen uit de werkende klasse mee geconfronteerd worden, heeft de NCPN ook benoemd in het 7e Congres. We publiceren hieronder een tekst die bepaalde aspecten van het probleem belicht. Wat is geestelijke gezondheid eigenlijk? Wat is het doel van de hervormingen die de EU uitstippelt voor de geestelijke gezondheidszorg? Waarom worden meer gevallen van psychische stoornissen vastgesteld? Deze tekst is een vertaling van een toespraak van Afroditi Reggiou, psychiater en lid van de Commissie voor Gezondheid en Welzijn van de Communistische Partij van Griekenland (KKE). Deze toespraak diende als inleiding op een conferentie die de KKE eind januari organiseerde, waarbij tientallen wetenschappers en werkers uit de geestelijke gezondheidszorg toespraken hielden over uiteenlopende vraagstukken omtrent geestelijke gezondheid.

Wereldwijd lijdt één op de acht mensen aan een geestelijke stoornis. Zelfmoord blijft de belangrijkste doodsoorzaak onder jongeren. (…) Geestelijke stoornissen zijn de belangrijkste oorzaak van het aantal jaren dat verloren gaat door invaliditeit (een indicator die overeenkomt met het aantal verloren gezonde levensjaren). De levensverwachting van patiënten met schizofrenie is 10 tot 20 jaar korter dan gemiddeld. Tijdens de pandemie verslechterde de toch al belaste geestelijke gezondheid van de bevolking dramatisch. Naar schatting leden vóór de pandemie wereldwijd ongeveer 1 miljard mensen, waarvan 84 miljoen in de EU-lidstaten, aan een geestelijke stoornis. Alleen al in het eerste jaar van de pandemie nam het aantal angst- en depressieve stoornissen met 25% toe. Deze gegevens zijn indicatief voor de omvang van het probleem. Maar ze weerspiegelen niet het klassenaspect van geestelijke stoornissen. (…)

Wat is geestelijke gezondheid?

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) houdt geestelijke gezondheid niet alleen de afwezigheid van een geestelijke stoornis in. Geestelijke gezondheid is gedefinieerd als een toestand van welzijn waarin een persoon in staat is zijn of haar potentie te vervullen, te werken, productief te zijn en een bijdrage te leveren aan de gemeenschap.

Vanuit het oogpunt van de behoeften van de werkende mensen, heeft de bovenstaande definitie van geestelijke gezondheid een andere betekenis dan vanuit het oogpunt van de belangen van de werkgevers, het kapitaal en de burgerlijke staat. Bijvoorbeeld, wat betekent het voor de arbeider onder het kapitalisme om te kunnen werken en om productief te zijn? Productief voor wie? Het kapitaal is alleen geïnteresseerd in lichamelijke en geestelijke gezondheid voor zover dat nodig is voor het in stand houden van het vermogen om te werken als bron van meerwaarde, d.w.z. als bron van winstgevendheid. In de praktijk wordt gezondheid niet benaderd zoals in de definitie die verkondigd wordt (zoals de definitie van de WHO, die immers is gevormd onder invloed van de verworvenheden van de socialistische opbouw). In plaats daarvan wordt gezondheid in de praktijk benaderd als de afwezigheid van een zodanig abnormale toestand van een motorische, mentale of andere biologische functie, dat het leidt tot onmiddellijke arbeidsongeschiktheid of noodzaak tot behandeling.

Hoe het kapitalisme de geestelijke gezondheid ondermijnt

Tegelijkertijd zijn het juist de aard van de arbeid en de arbeidsomstandigheden onder het kapitalisme die zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid van de werkers ondermijnen en voortijdig verslijten. Bijvoorbeeld door flexibele werktijden, flexibele arbeidsrelaties, intensivering van de arbeid, onderdrukking door de werkgever, repressie van collectieve actie enz. Volgens een recent EU-rapport over gezondheid en veiligheid op het werk, meldt 50% van de werkers werkgerelateerde stress, die verantwoordelijk is voor 50% van alle verloren werkdagen. Bovendien blijkt uit het rapport dat er toenemende bezorgdheid is over de psychosociale gevolgen van thuiswerken, aangezien thuiswerken veelal gepaard gaat met de afschaffing van de grens tussen werktijd en vrije tijd, de eis dat werkers voortdurend beschikbaar zijn, vermindering van sociale interactie, toenemend gebruik van computer enz. (…)

Onder het kapitalisme is het vervreemde karakter van arbeid (…), de loonarbeid, een bron van ellende en geestelijke angst. Zoals Marx zegt: “De arbeider voelt zich tijdens zijn werk (…) ellendig en helemaal niet gelukkig (…) Hij vindt zichzelf alleen buiten zijn werk. In de tijd van zijn werk voelt hij zich buiten zichzelf. Hij voelt zich prettig als hij niet aan het werk is en hij voelt zich niet prettig als hij aan het werk is.”

Twee eeuwen later is de analyse van Marx niet alleen nog steeds relevant, maar het baart de werkgevers ook zorgen. Er is zelfs een relevante term in burgerlijke kringen: ‘werknemersbetrokkenheid’. Dit wordt gedefinieerd als de mate van emotionele en intellectuele investering in de doelstellingen van het bedrijf. Hun doel is bij de arbeiders de illusie te bevorderen dat zij een gemeenschappelijke visie delen met hun uitbuiters. Er wordt namelijk duidelijk gesteld dat “deze situatie niet moet worden verward met de voorbijgaande vreugde die een werknemer kan voelen, bijvoorbeeld bij salarisverhoging. Betrokkenheid van werknemers is een diepe, langdurige band tussen werknemer en onderneming.” Volgens recente onderzoeken is 85% van de werkers niet betrokken bij hun werk en wordt het productiviteitsverlies geschat op 7 biljoen dollar. (…)

Onder het kapitalisme wordt werk ontdaan van zijn ware inhoud. Van iets levendigs, een vrije ontwikkeling van de geestelijke en lichamelijke activiteit en vitaliteit, en de essentie van het menselijk bestaan wordt het slechts een middel om te leven. Het gevolg is dat, zoals Marx schreef, “de mens (de arbeider) zijn activiteit alleen als een vrije activiteit ervaart voor zover het zijn dierlijke functies betreft – eten, drinken en zich voortplanten, en op zijn hoogst misschien nog zijn manier van wonen en zijn persoonlijke opschik, maar dat hij zich in zijn menselijke functies alleen nog maar als dier ervaart. Het dierlijke wordt het menselijke, en het menselijke het dierlijke. Eten, drinken, voortplanting, enz. zijn natuurlijk ook echte menselijke functies. Maar in abstracto gezien, wanneer zij worden losgemaakt van andere aspecten van de menselijke activiteit en worden omgezet in ultieme en enige doeleinden, zijn het dierlijke functies.”

Onder het kapitalisme is arbeid een bron van ellende voor de werker, maar ook een bron van verdeeldheid, ontaarding van de mens en achteruitgang van de menselijke persoonlijkheid. Marx en Engels schreven dat elke historische vorm van materiële productie zijn overeenkomstige vorm van geestelijke productie heeft. De menselijke psychologie is het orgaan van die geestelijke productie. Met de vooruitgang van het kapitalisme, hebben we een verdere verdeling van arbeid in handarbeid en intellectuele arbeid. Zoals Vygotski (psycholoog uit de Sovjet-Unie, nvdr) opmerkte, heeft dit “een zware slag toegebracht aan het menselijke bestaan, (…) een steeds verder vervormde ontwikkeling van de menselijke potentie,” want de arbeider is tijdens zijn werk “gebonden aan een specifieke functie, en volgens Marx verandert dit hem van een arbeider in een anomalie die kunstmatig slechts één vaardigheid cultiveert en de rest van zijn rijkdom aan neigingen en talenten onderdrukt.” Dit geldt ook voor de “opgeleide klassen” die, zoals Engels schreef, geknecht zijn door hun “eenzijdigheden” en “geestelijke kortzichtigheid”.

Zelfs vandaag de dag wil en kan het kapitalisme niet het volledige scala van bekwaamheden in de arbeiders ontwikkelen, ondanks de snelle ontwikkeling van de productiekrachten, de groeiende tendens om handarbeid en intellectuele arbeid te integreren in de productiemiddelen, en de toenemende vraag naar steeds meer aspecten van de persoonlijkheid van arbeiders (verbeelding, creativiteit, enz.) ten behoeve van de winsten van het kapitaal.

De vervreemding tijdens het werk strekt zich ook uit tot de vrije tijd. Onder het kapitalisme wordt vervreemde arbeid gevolgd door vervreemde consumptie. Alle menselijke behoeften worden gecommodificeerd (d.w.z. iets tot een waar maken, dus tot iets wat bestemd is voor koop en verkoop, nvdr). Niet alleen materiële maar ook psychologische behoeften, zoals spirituele en emotionele behoeften. Zelfs liefde, vriendschap, troost en steun worden gecommercialiseerd. Maar op deze manier worden ze niet bevredigd, ze worden slechts geconsumeerd. Het leven zelf wordt een ‘leven op krediet’ en wordt onderworpen aan het geluk van het bevredigen van valse behoeften of de ellende van het niet bevredigen ervan. Zoals in het Manifest van de Communistische Partij staat: “De bourgeoisie heeft (…) geen andere band tussen mens en mens overgelaten dan het naakte eigenbelang, dan de gevoelloze ‘betaling in geld’.”

Er kan geen sprake zijn van emotioneel en geestelijk welzijn in deze omstandigheden van kapitalistische barbarij, die elke poging ondermijnt om de mogelijkheden en de creatieve vermogens van de mens te benutten voor de algehele ontwikkeling van diens persoonlijkheid, de bevrediging van al diens materiële, geestelijke en psychologische behoeften.

EU-beleid: geestelijke gezondheidszorg o.b.v. kapitalistische belangen

Geestelijke gezondheid is, vooral sinds 2005, hoger op de politieke agenda van de EU en de burgerlijke regeringen komen te staan. De redenen dat een eenduidige strategie op het gebied van geestelijke gezondheid nodig wordt geacht door de burgerlijke regeringen van de lidstaten komen duidelijk naar voren in de betreffende documenten van de EU en de WHO. Er wordt gesteld: “De geestelijke gezondheid van de Europese bevolking is een middel om een aantal strategische beleidsdoelstellingen te verwezenlijken, zoals Europa weer op weg helpen naar langdurige welvaart…” De totale kosten van psychische aandoeningen bedragen meer dan 4% van het bbp (meer dan 600 miljard euro) in alle 27 EU-lidstaten en het Verenigd Koninkrijk.

Het beleid op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg is doordrongen van de kosten-batenlogica. In het WHO-rapport van 2022 over geestelijke gezondheid staat dat de kosten-batenverhouding van de behandeling van depressieve en angststoornissen 5 op 1 is. Volgens een wereldwijde modelstudie in 36 landen levert een geleidelijke toename (van 2014 tot 2030) van de dekking van de behandelingsbehoeften voor depressie en angststoornissen (kosten 147 miljard euro) 43 miljoen extra gezonde levensjaren op. De waarde van die levensjaren wordt geschat op 310 miljard dollar en het levert een extra productiviteitswinst van 399 miljard dollar op. Dit is een cynische bekentenis dat ze zich met een goede geestelijke gezondheid bezighouden omdat die ‘essentieel’ is voor het stimuleren van het concurrentievermogen van de kapitalistische economie, het verhogen van de productiviteit en efficiëntie, het verlagen van het verzuim en presenteïsme (aanwezig op het werk maar ondermaats presteren) – begrippen die wij niet omarmen – en indirect ook voor verlaging van de uitgaven aan gezondheidszorg. Er staat ook: “De indirecte economische kosten in verband met productiviteitsverlies zijn hoger dan de directe kosten. Vanuit economisch oogpunt is de zaak dus duidelijk, behandeling van psychische stoornissen is duur, maar het is duurder om ze onbehandeld te laten. Het onbehandeld laten is in strijd met de belangen van landen” – de kapitalistische belangen, voegen we toe.

Deïnstitutionalisering als rookgordijn voor bezuiniging en commercialisering

De belangrijkste pijler van de kapitalistische herstructurering op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg is de ‘hervorming van de geestelijke gezondheidszorg’. Deze hervorming wordt ideologisch aangekleed met de mantel van deïnstitutionalisering en respect voor de rechten van het lijdende subject (deïnstitutionalisering wil zeggen dat patiënten minder in psychiatrische ziekenhuizen worden behandeld, en meer thuis, in klinieken of andere omgevingen die minder geïsoleerd zijn dan een psychiatrisch ziekenhuis, nvdr).

De ervaringen in Griekenland en in de andere EU-landen, evenals het Verenigd Koninkrijk en de VS, bevestigen de standpunten van de KKE over het reactionaire karakter van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg. Standpunten die door critici zijn verdraaid en belasterd. We hadden op tijd gewaarschuwd voor wat er zou volgen. (…) De hypocriete verklaringen van de burgerlijke regeringen over de noodzaak om het zwaartepunt te verleggen van institutionele naar gemeenschapszorg en de strijd tegen stigmatisering zijn een rookgordijn geweest voor de minimalisering van de overheidsuitgaven voor geestelijke gezondheid, die als ‘kosten’ worden behandeld. Het gevolg daarvan is de versterking van de private sector in de geestelijke gezondheidszorg, de uitbuiting van geestelijke pijn en geestesziekten door NGO’s die op Europese subsidies jagen, en de systematische verschuiving van de verantwoordelijkheid naar gezinnen, die daarmee veel op hun schouders krijgen (…)

Wij denken dat een beknopte schets van de geschiedenis van psychiatrische gestichten, de definitie van ‘waanzin’ en de benadering van geestesziekten helpt om de oorzaken van de institutionele zorg te begrijpen, evenals de voorwaarden om die te overwinnen.

Historisch gezien werd het eerste psychiatrische gesticht in 1409 in Valencia gebouwd op dezelfde plaats als de inquisitie. Het was de donkere periode van de Middeleeuwen en het feodalisme, waarin alle vormen van maatschappelijk bewustzijn, en dus ook de wetenschap, functioneren als lakeien van de religie. Theologie en religieuze filosofie domineerden het intellectuele leven. De heersende voorstelling van geestesziekten was dat mensen bezeten zijn door gevaarlijke en besmettelijke demonische krachten die vernietigd moeten worden. De geesteszieken werden door de inquisiteurs ondervraagd met behulp van de Malleus Maleficarum (Heksenhamer). Ze werden onderworpen aan gruwelijke martelingen en belandden vaak op de brandstapel. In het kielzog van de Franse Revolutie en onder invloed van de ideeën van de verlichting, bevrijdde de Franse psychiater Philippe Pinel, een tijdgenoot van Napoleon, patiënten van hun ketenen. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan het radicaal herzien van de voorstelling van geestesziekten. Hij weerlegde het vooroordeel dat geestesziekten het product zouden zijn van demonische bezetenheid en legde de fundamenten van de moderne psychiatrie en de classificatie van geestelijke stoornissen.

Tijdens de verdere ontwikkeling van het kapitalisme en de massale verplaatsing van de bevolking van het platteland naar de steden, kwamen ‘dolhuizen’ tot bloei. In de 19e eeuw waren de gestichten in Engeland, Frankrijk en Duitsland gevuld met ‘gekken’, alcoholisten, prostituees, dieven, wezen en andere mensen die werden uitgesloten door de maatschappij; die hun arbeidskracht niet konden verkopen. Het is de periode die Friedrich Engels beeldend beschreef in zijn werk De toestand van de arbeidersklasse in Engeland uit 1844: “Alle mogelijke euvelen worden op de hoofden van de armen gestapeld. (…) Men stelt hen bloot aan de meest opwindende stemmingswisselingen, aan de heftigste slingeringen tussen angst en hoop: men jaagt hen op als wild en laat hen niet tot rust en rustig levensgenot komen. Men ontneemt hen elk genot behalve het geslachtsverkeer en de drank, maar wel beult men hen dagelijks af tot aan de volkomen uitputting van al hun geestelijke en lichamelijke krachten en prikkelt hen zodoende voortdurend tot de onzinnigste buitensporigheid in de twee enige genietingen die hun zijn gelaten.” Onder die omstandigheden nam het aantal patiënten in de gestichten in die jaren snel toe. Twee van de belangrijkste oorzaken van opnames waren alcoholisme en syfilitische krankzinnigheid. Het aantal gestichten in de VS en Engeland bereikte zijn hoogtepunt in de jaren 1950. (…)

Geleidelijk en onder invloed van een reeks van factoren (sociaaleconomische factoren, wetenschappelijke vooruitgang, vooruitgang op het gebied van neurowetenschappen, neurobiologie, psychofarmacologie etc.) ontstaan objectief nieuwe mogelijkheden voor de behandeling van geestesziekten en patiënten met psychische stoornissen. De oriëntatie veranderde en het zwaartepunt verschoof geleidelijk van ziekenhuis- naar gemeenschapsgerichte psychiatrische zorg.

Maar ondanks de relatieve verbetering van de omstandigheden in de zorg – en algemener in de behandeling van psychische stoornissen – worden de patiënten en hun gezinnen in Griekenland en in andere kapitalistische landen nog altijd geconfronteerd met enorme problemen. In de context van een gezondheidsstelsel dat gebaseerd is op de kosten-batenlogica, vertalen betere wetenschappelijke en organisatorische ingrepen zich niet in hoogwaardige geestelijke gezondheidszorg. (…)

Bijvoorbeeld in Engeland en de VS, waar een tragisch gebrek is aan voorzieningen voor psychiatrische patiënten, geestelijk gehandicapten en patiënten met dementie. Waarbij patiënten in de steek worden gelaten in de geïsoleerde en hulpeloze omgeving van hun familie, die vergeefse oproepen doen voor opname, al is het maar tijdelijk. Of bijvoorbeeld van patiënten in Italië: “De last werd grotendeels afgewenteld op gezinnen (…) Andere patiënten werden overgebracht van publieke psychiatrische ziekenhuizen naar private zorginstellingen (…) Anderen belandden in gevangenissen of op straat.” Het verschijnsel van de ‘draaideur’ is in alle kapitalistische landen aan de orde van de dag (patiënten die te kort worden behandeld en daardoor al snel opnieuw moeten worden opgenomen, nvdr).

Daarbij is er sprake van herinstitutionalisering in nieuwe vormen, namelijk in psychiatrische klinieken van algemene ziekenhuizen, in private psychiatrische klinieken, maar ook in instellingen voor psychosociale rehabilitatie – waarbij ‘rehabilitatie’ veelal met een korrel zout moet worden genomen. Er is bovendien een kloof in de behandeling van ernstige psychische stoornissen (volgens officiële gegevens van de WHO wordt slechts een derde van de patiënten met een ernstige depressieve stoornis en slechts 29% van de patiënten met een psychose behandeld). Zulke verschijnselen doen zich voor in alle kapitalistische landen (…)

Een vergelijkende studie van geestelijke gezondheidszorgsystemen in acht Europese landen, gepubliceerd in 2017, meldde bijvoorbeeld voor Finland, dat wordt beschouwd als een voorbeeldland voor gemeenschapszorg, dat ondanks de ontwikkeling van een uitgebreid netwerk van gemeenschapsvoorzieningen, het merendeel van de middelen naar gesloten zorginstellingen gaat. Volgens de auteurs is dat te wijten aan de overgang van psychiatrische ziekenhuizen naar andere instellingen (dit wordt omschreven met de term trans-institutionalisering) en naar de private sector. Een aanvullende indicatie: “Slechts 5% van de mensen met ernstige en chronische psychiatrische stoornissen in de wereld leeft in omstandigheden van therapeutische en medische bescherming en behandeling. De meeste patiënten blijven in de gemeenschap en leven gestigmatiseerd, in stilte en uitgesloten.” Het is dus geen oplossing om zorginstellingen te sluiten en mensen met geestesziekten zomaar in het gezin of de maatschappij te gooien.

De conclusie is dat de behoeften van de kapitalistische economie uiteindelijk het doorslaggevende element zijn die de organisatie van het geestelijke gezondheidszorgstelsel en de inhoud daarvan dicteren. Het voortdurende streven naar vermindering van de kosten door de voortdurende inperking van de overheidsuitgaven voor gezondheidszorg brengt patiënten met geestelijke stoornissen en allen die niet door het kapitaal kunnen worden uitgebuit, oog in oog met het meest weerzinwekkende gezicht van het uitbuitende systeem, barbarij en verlating.

Waarom worden meer psychische stoornissen vastgesteld?

Een vraag die onder wetenschappers in de geestelijke gezondheidszorg en daarbuiten tot bezorgdheid en heftig debat leidt, is de volgende: Wat is de reden voor de grote toename van psychische stoornissen die de laatste decennia wordt opgemerkt in onderzoeken? Wat betekent deze toename van het aantal psychische stoornissen (…)? Hebben we echt te maken met een epidemie van geestelijke stoornissen? Wij benoemen hier enkele gedachten, zonder de ambitie te hebben het onderwerp volledig te behandelen.

Een inherente moeilijkheid in de psychiatrische wetenschap is het formuleren van een algemene definitie die duidelijk beschrijft wat geestesziekten zijn. De grens tussen wat normaal en afwijkend is, wordt voortdurend herzien. (…) De classificatiesystemen van geestelijke stoornissen bieden een diagnostisch kompas voor elke afzonderlijke geestelijke stoornis. Maar ondanks de enorme vooruitgang in de genetica, psycho-endocrinologie, psycho-immunologie en beeldvorming van de hersenen, zijn er geen diagnostische laboratoriumtests en biologische indicatoren voor elke specifieke psychische stoornis. De pathofysiologische mechanismen van psychopathologische verschijnselen zijn nog niet ontdekt. Bijvoorbeeld, ondanks de overvloed aan wetenschappelijke gegevens die momenteel beschikbaar zijn over de etiopathogenese (de oorzaak en ontwikkeling van een ziekte of stoornis, nvdr) van schizofrenie, is de diagnose ervan voornamelijk gebaseerd op klinische symptomen.

Vandaag de dag wordt er gesproken van diagnostisch expansionisme. “Het normale wordt belegerd,” stelt Allen Frances. (…) De drempel van het pathologische is inderdaad verlaagd. Psychologische uitingen die inherent zijn aan de menselijke natuur worden gepsychiatriseerd. Een goed voorbeeld is rouw, dat vaak wordt vereenzelvigd met depressie. Pijnlijke, onaangename gevoelens als gevolg van de voortdurende ontkenning van ons bestaan (mislukkingen, onverwachte onaangename gebeurtenissen, scheidingen, dood van dierbaren) zijn echter geen ziekte. Voor zover ze niet verdoofd worden, vervullen ze een positieve functie. Als ze worden behandeld als een ziekte en we onze toevlucht nemen tot medicatie, wordt de verwerking van het trauma geremd. Maar als we geen verdriet kunnen verdragen, kunnen we ook geen vreugde ervaren. Emoties worden afgestompt, en men kan vaak tot apathie en onverschilligheid worden gedreven. Als zulke emoties als zwakheden worden opgevat, worden de onderliggende oorzaken ervan niet ingezien, en worden ze dus niet aangepakt. Edward Rozental (een socioloog uit de Sovjet-Unie, nvdr) beschreef in zijn boek De kracht van illusies twee veelgebruikte anxiolytica (geneesmiddelen tegen angst, nvdr), die ook nu nog worden gebruikt, als “de roze bril van de ziel”. Farmaceutische bedrijven zijn niet onschuldig. Mentale stoornissen zijn een goudmijn gebleken voor de geneesmiddelenmonopolies.

Niet alleen emoties maar ook bijvoorbeeld bepaalde opvattingen of een levenshouding worden gepsychiatriseerd. (…) Bijvoorbeeld met de grote staking van de scheepswerkers in 2002. De toenmalige vakbondsvoorzitter hing aan de oprit van het schip om te voorkomen dat het schip zou uitvaren. Hij werd bestempeld als iemand met een ‘antisociale persoonlijkheidsstoornis’. Het geweld en de criminalisering tegen de stakers, werden dus opgevolgd door de medicalisering van een verzetsdaad tegen de onderdrukking door de werkgevers.

De pathologisering (iets als ziekte bestempelen, nvdr) van normale psychische verschijnselen en de talrijke onbeantwoorde vragen over de aard van geestesziekten, mogen niet leiden tot het andere uiterste, de ontkenning van het bestaan van geestesziekten. Geestelijke stoornissen zijn noch een mythe, noch een uitvinding van de farmaceutische industrie om winst te maken. Het is een ondraaglijke realiteit voor de zieken en hun omgeving.

Strijd voor geestelijke gezondheid is gebonden aan strijd voor een andere maatschappij

Eén ding is zeker. De impasses van een rottend systeem, waarvan de stank uit al zijn hoeken en gaten puilt en een ondraagbare en verstikkende werkelijkheid creëert, is de bron van steeds groter wordend geestelijk ongemak en geestelijke angst. Mensen worden geconfronteerd met onzekerheid over de toekomst, onzekerheid over werk, dagelijkse zorgen om de behoeften aan gezondheid en onderwijs te vervullen, gebrek aan vrije tijd, gebrek aan zinvolle en inhoudelijke menselijke relaties. Daarbovenop komen de verheerlijking van individualisme, concurrentie, vervreemding en de afwezigheid van betekenis. Al die factoren zetten mensen ertoe aan individuele ontsnappingen te zoeken uit een ondraaglijke realiteit op irrationele manieren, die soms leiden tot extreme vormen van vervreemding (verslaving aan legale en illegale psychotrope stoffen, moderne verslavingen, gokken, internet etc.). De individuele en maatschappelijke impasses weerspiegelen de impasses van een systeem dat zijn historische missie heeft vervuld en de mensheid niets meer te bieden heeft dan leed.

Het tegengif voor emotionele en geestelijke verarming is de betrokkenheid bij de strijd voor maatschappelijke verandering, een strijdbare levenshouding, kameraadschap en solidariteit. Tegelijkertijd heeft elke radicale, progressieve of communistische persoon de morele plicht om niet alleen de ellendige, soms gesticht-achtige omstandigheden aan de kaak te stellen en te veroordelen in de zorg voor mensen met geestelijke stoornissen, die tegen elke notie van menselijke waardigheid ingaan, maar ook om te strijden voor verbeteringen en om hun rechten te verdedigen. Maar een echte ‘paradigmaverschuiving’ in de behandeling van geestesziekten, waarbij anachronistische opvattingen, stereotypen en negatieve voorstellingen van geestesziekten uit de wereld worden geholpen, is niet mogelijk zonder een radicale, revolutionaire transformatie van de maatschappij.

* Afroditi Reggiou is psychiater in het Algemeen Ziekenhuis Thriasio en lid van de Commissie Gezondheid en Welzijn van het Centraal Comité van de Communistische Partij van Griekenland (KKE). De tekst is op bepaalde punten ingekort. De tussenkopjes zijn toegevoegd door de redactie. De bronnen zijn te raadplegen op de website.