Redactie

Links in Nederland heeft de wind in de zeilen. Althans, dat zou je denken als je de kranten leest. Zo zegt Trouw dat, met een enkele uitzondering, “politieke partijen massaal naar links [zijn] opgeschoven op economisch gebied.”[1] Het Financieel Dagblad zegt het net wat anders: “In eigen land maken de partijen op sociaaleconomisch gebied een ruk naar links.”[2] En de NRC beweert het volgende: “Vrijwel alle partijen […] zijn kritisch op de uitwassen van het kapitalisme.”[3]

Wat betekent het dat de meeste partijen “naar links zijn opgeschoven”? En is dit waar? In dit artikel zullen we de geschiedenis van het links-rechts spectrum bestuderen, en bespreken hoe het gebruik van dit spectrum een goede politieke analyse in de weg kan staan. Ook komt het zeer populaire kieskompas voorbij.

Van de Franse Revolutie tot het heden

De oorsprong van het indelen van politieke partijen en stromingen in een links-rechts spectrum is te vinden in de Franse revolutie. In 1789, tijdens de Franse revolutie, gingen mensen op een bepaalde plek zitten in het parlement, afhankelijk van hun mening over de koning. Wie het koningshuis wilde behouden ging rechts zitten, terwijl de degene die de revolutie steunden juist links ging zitten. Twee jaar later kwam een volledig nieuw parlement samen, maar de verdeling op politieke mening bleef. Frankrijk had toen een nieuwe grondwet. Wie deze grondwet zoveel mogelijk wilde behouden ging rechts zitten, critici die juist een hoop wilde veranderen gingen links zitten. En ook toen kon je in het midden de “gematigden” vinden.

We kunnen hier gelijk al zien dat de betekenis van “links- rechts” niet vast staat. Al twee jaar na het eerste gebruik veranderde bijvoorbeeld de betekenis van “rechts” in een politieke zin van “steunt de koning” naar “wil de nieuwe grondwet zoveel mogelijk hetzelfde houden.” Dat zien we ook in het gebruik van “links-rechts” aan het begin van de 20e eeuw. Toen was rechts alles wat confessioneel was, dat wil zeggen partijen met een religieuze basis. Links was alles wat niet-confessioneel was, wat betekent dat zowel liberalen als socialisten toen als links werden bestempeld.

Pas na de tweede wereldoorlog begon links-rechts gebruikt te worden op een manier die we nu nog steeds vaak zien. Links werd dan gebruikt voor partijen die meer overheidsingrijpen en welvaartsverdeling wilden, rechts voor de partijen die liever meer marktwerking zagen. Het is deze definitie die de bovenstaande kranten gebruiken als ze claimen dat de Nederlandse politieke partijen gezamenlijk naar links opschuiven.

Natuurlijk hebben partijen meer dan puur economische standpunten. Daarom wordt ook vaak gebruik gemaakt van de tegenstelling “progressief-conservatief”, waar het gaat om standpunten die te maken hebben met sociale zaken. Denk aan vrouwenemancipatie, rechten voor mensen die bijvoorbeeld homoseksueel of transgender zijn, omgang met immigranten en vluchtelingen, etc.

Waarom een politiek spectrum?

Het gebruik van het eendimensionale links-rechts spectrum, of het tweedimensionale links-rechts en progressief-conservatief spectrum is begrijpelijk. Visueel is het heel sterk, en het lijkt denken over politiek daarom te helpen. Het maakt ook het ontwerpen van een kieskompas erg simpel. Je kiest een lijst standpunten, bepaalt telkens of het een links dan wel rechts of progressief dan wel conservatief standpunt is, en vergelijkt dit vervolgens met de verschillende partijprogramma’s. Heeft een partij bijvoorbeeld een hoop standpunten in hun programma die links en progressief zijn, dan zet je die partij linksboven op het spectrum. Als vervolgens mensen de standpuntenlijst zelf langsgaan, en aangeven waar ze het mee eens en oneens zijn, komen ze uit op de partij die perfect voor hen is.

Ingewikkelde ideologische tegenstellingen reduceren tot antwoorden op een lijst standpunten en hiermee vervolgens het Nederlandse politieke landschap weergeven, het klinkt misschien te mooi om waar te zijn. Dat is het ook. We zullen nu wat redenen bekijken waarom politieke spectra en kieskompassen falen in het geven van een goede weergave van de politiek. Het gaat dan in het bijzonder over het kieskompas van André Krouwel, politicoloog aan de Vrije Universiteit, die zijn kompas samen met Trouw heeft gemaakt.

Geen klassenanalyse

Om te beginnen ontbreekt het aan enige vorm van klassenanalyse. De standaard die na de tweede wereldoorlog ontstond, dat links staat voor meer “overheidsingrijpen” zegt op zichzelf helemaal niks. Wie grijpt er in, wie wordt benadeeld, wie gaat er op vooruit? Dit zijn allemaal vragen die belangrijk zijn om te bepalen met wat voor een soort overheid we te maken hebben. Uiteindelijk is de overheid een systeem dat de belangen van de heersende klasse verdedigt. Zolang een kieskompas dat negeert en de overheid zelf als iets neutraals schetst, blijft het eigenlijk nutteloos.[4]

Ook de “progressief-conservatief” as kan dit probleem niet oplossen, want we zien hier exact hetzelfde probleem terug. Laten we als voorbeeld kijken naar de stelling over de EU: “ Het lidmaatschap van de Europese Unie is tot nu toe vooral slecht geweest voor Nederland.” Vanuit een communistisch perspectief zou je hier kunnen zeggen “helemaal mee eens.” Door de EU hebben we meerdere vervelende hervormingen opgelegd gekregen. De EU neemt het voortouw in de flexibilisering van de arbeidsmarkt, de afbraak van sociale voorzieningen en de vervanging ervan door private verzekeringen (bijvoorbeeld voor de pensioenen). Denk ook aan het Bologna-akkoord, wat het onderwijs “winstgevender” moest maken. Of restricties op begrotingen, die aan de exacte eisen van de EU moeten voldoen. Dit alles kan je denken, en alsnog graag Europese samenwerking willen zien.

Echter, volgens het kieskompas is iedereen die tegen de EU is conservatief. Want wie bij bovenstaande stelling “helemaal mee eens” invult, zal verplaatst worden richting de conservatieve kant. Blijkbaar maakt het niet uit wat precies je kritiek is op de EU, pro-EU is progressief en anti-EU is conservatief, per definitie. Aldus Krouwel.

De vraag waarom mensen mogelijk tegen de EU zijn wordt niet gesteld, want dan zou er ruimte moeten komen voor bepaalde belangen van verschillende groepen. Ben je tegen de EU vanwege het doorvoeren van vrije markt hervormingen, of omdat je denkt dat de EU je ‘nationale identiteit’ wil afpakken?

Laten we nog wat standpunten van het kieskompas bekijken. Als het gaat om de economie zien we stellingen zoals “Bij het bouwen van woningen moeten sociale huurwoningen prioriteit krijgen” of “Er moet meer geld naar armoedebestrijding in Nederland, ook als daardoor de belastingen omhoog gaan”, niet “Geld verdienen aan het bezit van huizen door ze te verhuren moet worden verboden” of “Privaat bezit moet worden afgeschaft en de economie moet collectief worden ingericht.” In andere woorden, het voortbestaan van het kapitalisme wordt als vanzelfsprekend verondersteld. Op deze manier geeft een kieskompas de grenzen aan van wat acceptabel en voorstelbaar is in het burgerlijke debat over politiek.

Het politieke spectrum anno 2021 volgens Krouwel [1]

Dat het kieskompas een vertekend beeld van de realiteit geeft is misschien wel het beste te zien in de positie van de PVV. De PVV is anno 2021 blijkbaar een “links-conservatieve” partij. Lezen we het verkiezingsprogramma, dan zien we meer geld naar de zorg, verlagen van btw voor boodschappen, en dat er niet gekort wordt op de zorg. Maar ook dat klimaatverandering geen probleem is, dat er een “islamitische ideologie” is die “onze vrijheden wil afpakken”, en dat Nederland geld verspilt door “miljarden naar Afrika” te sturen. Als een paar verwijzingen naar zorg en pensioen genoeg zijn om een partij die elke verkiezing weer extremere claims maakt over islam en immigranten links te noemen, dan is het label “links” compleet inhoudsloos.

Belofte maakt schuld

De problemen houden hier niet op. Iets wat we bij alle kieskompassen zien, is dat er enkel wordt gekeken naar beloftes in het programma, niet naar hoe de partijen zich daadwerkelijk gedragen. Als de PvdA linkse beloftes doet, maar telkens als ze meeregeren actief bijdragen aan het afbraakbeleid, hoeveel zijn die beloftes dan waard? De laatste keer dat de PvdA de grootste was, onder Kok, werd juist de afbraak van de sociale verworvenheden in hoog tempo de leidraad in Nederland. Deze observatie kunnen we ook doen bij de PVV, die ondanks hun steeds “linksere” retoriek de afgelopen jaren steevast in heeft gestemd met afbraakbeleid in de Tweede Kamer.

Dit fenomeen van “links lullen, rechts regeren” is niet uniek in Nederland. De “centrumlinkse” Hollande voerde in Frankrijk ook een afbraakbeleid, net zoals de Podemos dat deed in Spanje. Het meest schrijnende voorbeeld hiervan in de recente geschiedenis is waarschijnlijk dat van SYRIZA, een coalitie van “radicaal-linkse” partijen. Toen zij aan de macht kwamen deden ze het omgekeerde van wat ze hadden beloofd. Het uiteindelijk gevoerde beleid had net zo goed van een rechtse partij kunnen komen. Lees hierover meer hier.

Dit laat ook zien dat het beleid uiteindelijk wordt bepaald door de belangen van het grootkapitaal, en door de kracht van sociale beweging om rechten te verdedigen en verbeteringen af te dwingen. De termen ‘links’ en ‘rechts’ zeggen hooguit iets over de ideologische aankleding van een partij.

Illusies over ‘linkse’ politiek

De theorie die politieke krachten analyseert in een links-rechts spectrum, is in wezen een burgerlijke theorie. Het verdoezeld de materiële verhoudingen en de klassenbelangen die ten grondslag liggen aan politieke ontwikkelingen en politieke partijen. Daarom is het heel oppervlakkig en biedt geen inzicht in de essentie, in de werkelijke verschillen tussen politieke krachten.

De theorie staat daarom ook haaks op de wetenschappelijke wijze van onderzoeken die eigen is aan de communistische beweging, gebaseerd op de marxistische methode. Zoals we eerder al zagen stamt de term ‘links’, zoals het vandaag de dag vaak in politieke analyses wordt gebruikt als ‘linkse politiek’ of de ‘linkse beweging’, uit de periode na de Tweede Wereldoorlog. Bij Marx, Engels, Lenin en de analyses van communistische partijen tot die tijd, werd de term ‘links’ niet op deze manier gebruikt.[5]

In de periode na de Tweede Wereldoorlog komt ook het eurocommunisme op, en het is voornamelijk vanuit die stroming dat politieke analyses in termen van een links-rechts spectrum zijn geïntroduceerd in de arbeidersbeweging. De voorstanders van deze stroming meenden dat de communistische partijen moesten samenwerken met sociaaldemocratische partijen, om een ‘linkse’ of ‘progressieve’ regering te vormen binnen de kaders van het kapitalisme, die via hervormingen het socialisme zou brengen. In wezen was het eurocommunisme een opportunistische stroming en alle communistische partijen die het eurocommunisme omarmden zijn uiteindelijk ofwel omgevormd tot sociaaldemocratische partijen of opgeheven.

Vanuit deze opportunistische stroming werd de strategie die zich richtte op de eenheid van de arbeidersklasse en andere onderdrukte lagen van de bevolking tegen het kapitalisme, vervangen door vage leuzen over de ‘eenheid van links’ tegen ‘rechtse politiek’.

Weg met de oogkleppen

Links-rechts, progressief-conservatief, politieke kompassen: allemaal hebben ze als gevolg het verhullen van de daadwerkelijke politieke verhoudingen. Er is niets ‘links’ of ‘progressiefs’ aan politieke partijen die een verouderd en reactionair systeem in stand willen houden. Een systeem dat armoede, discriminatie, klimaatverandering en oorlogen voortbrengt: het kapitalisme.

Als wij een strijdbare arbeidersbeweging willen opbouwen, dan moeten we ook alle politieke illusies weerleggen. Het maken van politieke analyses op basis van een links-rechts spectrum, is zo een illusie. Weg met deze oogkleppen voor de arbeidersklasse, op naar het socialisme-communisme!

 

Voetnoten